2HV Thema 3 - Oefenles basisstof 3, 4 en 5 inzichtelijke vragen en herhaling thema 2 en 3

Zet de juiste benaming bij de nummers 1 t/m 4. (R)
longader
aorta
rechter boezem
hartzakje
holle ader
longslagader
linker boezem
rechter boezem
1 / 36
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zet de juiste benaming bij de nummers 1 t/m 4. (R)
longader
aorta
rechter boezem
hartzakje
holle ader
longslagader
linker boezem
rechter boezem

Slide 1 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ventrikelseptumdefect (VSD) is een aangeboren hartafwijking. Bij een VSD sluit het tussenschot tussen de hartkamers niet helemaal goed. Er zit een gaatje in. Baby’s met deze afwijking hebben vaak moeite met de voeding. De baby is al moe of buiten adem voordat de fles leeg is. Leg uit waarom een baby met VSD sneller buiten adem is dan een gezonde baby. [2p] (I) 

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hartfalen
Hartfalen is een aandoening waarbij de hartspier niet genoeg kracht heeft om goed te kunnen werken.

Leg uit wat het gevolg van hartfalen is voor de bloedsomloop. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat het gevolg van hartfalen is voor de bloedsomloop.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

HART
Hartfalen kan het gevolg zijn van een beschadiging van de hartspier. Zo’n
beschadiging kan ontstaan door verstopping van een kransslagader. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke letter geeft een kransslagader aan?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk
Hartfalen wordt behandeld met medicijnen. De hoeveelheid medicijnen hangt af van de bloeddruk van de patiënt. Om voortdurend de bloeddruk te meten kan een apparaatje aangebracht worden in het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert?
En behoort dit bloedvat tot de kleine of tot de grote bloedsomloop?
A
Dit bloedvat heet Longader en het behoort tot de grote bloedsomloop.
B
Longader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
C
Longslagader en het behoort tot grote bloedsomloop.
D
Dit bloedvat heet Longslagader en behoort tot de kleine bloedsomloop.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een hartkamer van kunststof (1)
Wetenschappers hebben een hartkamer nagebouwd van kunststof. Een computer kan deze hartkamer pompbewegingen laten maken. De wetenschappers onderzoeken of deze hartkamer van kunststof ingebouwd
kan worden bij mensen met hartproblemen. De hartkamer van kunststof neemt in zo’n geval de functie van de linkerkamer over.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een hartkamer van kunststof (2)
De hartkamer van kunststof moet, net als de echte linkerkamer, bloed kunnen opvangen uit een ander deel van het hart en dit bloed vervolgens een bloedvat in pompen.
Uit welk deel van het hart moet de hartkamer van kunststof bloed opvangen? En in welk bloedvat moet de hartkamer van kunststof dit bloed daarna pompen? 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welk deel van het hart moet de hartkamer van kunststof bloed opvangen? En in welk bloedvat moet de hartkamer van kunststof dit bloed daarna pompen?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kleppen
Om de functie van de linkerkamer goed over te kunnen nemen, moeten er kleppen in de hartkamer van kunststof aangebracht worden.

Leg uit wat de functie van deze kleppen is. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat de functie van deze kleppen is.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen de nierslagader en nierader als het gaat om 1. voedingsstoffen en 2. afvalstoffen
A
1. minder 2. minder in de slagader dan in de ader
B
1. minder 2. meer in de slagader dan in de ader
C
1. meer 2. minder in de slagader dan in de ader
D
1. meer 2. meer in de slagader dan in de ader

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kinkhoest
Baby Fanny krijgt haar eerste vaccinatie tegen kinkhoest. Zij en haar moeder zijn nog niet in aanraking geweest met kinkhoestbacteriën.
Hiernaast zie je vier diagrammen. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kinkhoest
Eén van de diagrammen geeft de hoeveelheid kinkhoest-antistoffen in het
bloed van Fanny juist weer.
Welk diagram is dat? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eén van de diagrammen geeft de hoeveelheid kinkhoest-antistoffen in het bloed van Fanny juist weer.
Welk diagram is dat?
A
diagram 1
B
diagram 2
C
diagram 3
D
diagram 4

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

HPV (1)
Aan het begin van de puberteit krijgen meisjes een oproep om zich te laten inenten tegen HPV. Dunya wil meer weten over HPV en vindt onderstaande informatie op internet.
HPV is een seksueel overdraagbaar virus. Er komen verschillende typen van dit virus voor. Je kunt jezelf beschermen door een inenting met het
HPV-vaccin. Je krijgt twee prikken in je bovenarm, met een tussentijd van
zes maanden. Het vaccin bevat antigenen van de twee typen HPV die 70
procent van alle gevallen van baarmoederhalskanker veroorzaken. Na de
tweede prik ben je immuun voor deze typen HPV. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HPV (2)
HPV kan ook bij jongens ziekten veroorzaken. Sinds men begonnen is met het inenten van meisjes is ook het aantal ziektegevallen door HPV bij jongens afgenomen.

Leg uit dat door meisjes in te enten, jongens ook beschermd worden tegen HPV.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit dat door meisjes in te enten, jongens ook beschermd worden tegen HPV.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor voedsel eet een Carnivoor ?
A
Alleen dierlijk
B
Alleen plantaardig
C
Zowel plantaardig als dierlijk
D
Alleen vlees

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In de afbeelding is een schedel van een zoogdier getekend.
Welke kiezen heeft dit zoogdier ?
A
Knipkiezen
B
Knobbelkiezen
C
Plooikiezen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Drie delen van het darmkanaal van de mens zijn: de dikke darm, de slokdarm en de twaalfvingerige darm.

 In welk(e) van deze delen vindt darmperistaltiek plaats?
A
Slokdarm
B
Dikke darm en slokdarm
C
Dikke darm en twaalfvingerige darm
D
Dikke darm, slokdarm en twaalfvingerige darm

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk deel van het darmkanaal wordt de brij van onverteerde voedselresten sterk ingedikt?
A
Blinde darm
B
Dikke darm
C
twaalfvingerige darm

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In het verteringsstelsel van de mens gebeurt onder andere het volgende:
 1 Er worden koolhydraten verteerd.
 2 Er worden verteringsproducten opgenomen in het bloed.
 3 Er wordt een verteringssap met zoutzuur afgegeven.
 Welke van deze gebeurtenissen vinden plaats in de dunne darm?

A
alleen 1 en 2
B
alleen 1 en 3
C
alleen 2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In afbeelding 2 zie je een pot jam
Hoe komt dat de jam in deze pot niet snel bederft.
A
Ongustige temp. zorgt ervoor dat bacteriën niet kunnen groeien
B
Doordat bacteriën en schimmels in een suikerrijk milieu leven
C
Doordat bacteriën en schimmels zonder water niet kunnen leven

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bo gaat op de fiets naar school, nadat ze haar ontbijt heeft overgeslagen. Ze wordt al snel moe en komt een beetje duizelig het schoolplein op.
Aan welke voedingsstof heeft ze een tekort in haar bloed?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bo wil iets eten of drinken wat ervoor zorgt dat ze snel minder duizelig wordt.
Wat kan Bo het best nemen?

A
Een handje nootjes (veel zetmeel).
B
Een sportdrank (veel glucose).
C
Een stukje worst (veel eiwitten).

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende voedingsstoffen is het minst energierijk?
A
eiwitten
B
Koolhydraten
C
vetten
D
vitamines

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet onderdeel 8?
A
Dikke darm
B
12-vingerige darm
C
Galblaas
D
Dunne darm

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De alvleesklier wordt aangegeven met letter ...?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet onderdeel 13?
A
Slokdarm
B
Poortader
C
Darmvlok
D
Endeldarm

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel koolsoorten bevatten vezels. Koolhydraten in die vezels worden door menselijke enzymen in het verteringskanaal niet verteerd. Bacteriën in het verteringskanaal breken deze onverteerbare koolhydraten wel af.

In welk deel van het verteringskanaal komen veel bacteriën voor die onverteerbare resten afbreken?

A
12-vingerige darm
B
Dunne darm
C
Dikke darm
D
Endeldarm

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hepatitis A is een infectieziekte die veroorzaakt wordt door een virus. Via ontlasting van besmette personen kan het virus in voedsel terechtkomen.
Na het eten van besmet voedsel komt het virus via het darmkanaal in het bloed. Met het bloed komt het virus in de lever terecht. Een leverontsteking kan het gevolg zijn.

Hoe heet het bloedvat dat bloed rechtstreeks van de dunne darm naar de lever voert?

Slide 34 - Open vraag

let op hoofdletters niet gevoelig 

Johan snijdt in zijn vinger. Het bloed drupt eruit en hij plakt er een pleister op. Waarom drupt het bloed uit de vinger en spuit het er niet uit? [2p] (T)

A
In je vinger zitten haarvaten, daar staat niet zo veel druk.
B
In je vinger zitten aders, daar staat niet zo veel druk.
C
In je vinger zitten lymfevaten, daar staat niet zo veel druk.
D
In je vinger zitten slagaders, daar staat veel druk.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bekijk de afbeelding. Eén van de bloedvaten vervoert het bloed van de nieren naar het hart.
a) Hoe heet dit bloedvat? [1p]
b)Welk nummer geeft het bloedvat van vraag 
(a) aan? [1p] (T)

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies