,

Les 3: Paragraaf 2.3: De concurrentiepositie

H2.3: concurrentie positie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H2.3: concurrentie positie

Slide 1 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

De beroepsbevolking is het aanbod op de arbeidsmarkt?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

De werkgelegenheid bestaat uit ...
A
De mensen met een betaalde baan
B
Iedereen die op zoek is naar een betaalde baan
C
Alle bezette arbeidsplaatsen en de vacatures
D
Onbezette arbeidsplaatsen en iedereen met een betaalde baan

Slide 4 - Quizvraag

Bij een krappe arbeidsmarkt is het aanbod van arbeid groter dan de vraag naar arbeid
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Bij een ruime arbeidsmarkt is het arbeidsaanbod kleiner dan de arbeidsvraag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Het werkloosheidspercentage in een bepaald gebied ligt hoger dan gemiddeld. Dit is een vorm van...
A
Seizoenswerkeloosheid
B
Regionale werkloosheid
C
Structurele werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid

Slide 7 - Quizvraag

Werkloosheid door het verdwijnen van werkgelegenheid in bepaalde seizoenen. Dit is een vorm van...
A
Seizoenswerkeloosheid
B
Regionale werkloosheid
C
Structurele werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid

Slide 8 - Quizvraag

Werkloosheid die ontstaat doordat het tijd kost om werk te zoeken. Dit is een vorm van...
A
Seizoenswerkeloosheid
B
Regionale werkloosheid
C
Structurele werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid

Slide 9 - Quizvraag

In een jaar verlaten 183.000 mensen de arbeidsmarkt. In datzelfde jaar komen er 217.000 mensen bij. Is het aanbod van werk gestegen of gedaald? En met hoeveel?
Laat je berekening zien

Slide 10 - Open vraag

De beroepsbevolking bestaat uit 5.680.000 mensen. Er zijn op dat moment 432.000 werklozen. Bereken het werkloosheidspercentage. Laat je berekening zien.

Slide 11 - Open vraag

De loonkosten per maand bedragen € 8.600 en de overige kosten bedragen € 1.000 per maand. De totale productie per maand is 144.000 stuks. Bereken de kostprijs per product. Laat je berekening zien.

Slide 12 - Open vraag

2.3 concurrentie positie
leerdoel:
je kan uitleggen wat wel en niet helpt om de concurrentie positie van een bedrijf te verbeteren

Slide 13 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
Nederland is een land dat volop producten verkoopt aan het buitenland. Dat levert veel banen op. Maar als bedrijven minder goed kunnen concurreren met het buitenland, ontstaat er ook veel werkloosheid. Deze paragraaf gaat over wat wel en wat 
niet helpt om de concurrentiepositie van 
een bedrijf te verbeteren.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

2.3 concurrentie positie
is hoe jouw producten of diensten zijn in vergelijking met andere merken.
hierbij let je op: prijs
                          kwaliteit
                          service
Hoe beter jouw concurrentiepositie is hoe hoger je afzet (aantal stuks dat je verkoopt) zal zijn

Slide 17 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
  • Als je veel personeel hebt dan heb je veel loonkosten.
  • Om ook nog winst te hebben moet je de verkoopprijs verhogen.
    Dit is slecht voor je
    concurrentiepositie

Slide 18 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
werkgelegenheid:
Bedrijven willen winst en dat heeft invloed op de werkgelegenheid 
(de vraag naar arbeid)

Slide 19 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
verbeteren van concurrentie positie:
  •     bedrijfskosten verlagen
  •     investeren moderne machines (arbeidsproductiviteit stijgt, loonkosten dalen)
  •     bedrijfstijdverlenging (werkgelegenheid stijgt)
  •     arbeidsduurverkorting adv (werkgelegenheid stijgt)



Slide 20 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
arbeidsduurverkorting (adv):
  • de werkgelegenheid wordt verdeeld over meer personen
  • de werkgelegenheid neemt
    daardoor toe
  • blijvend de kosten per product
    gelijk

Slide 21 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
arbeidsduurverkorting (adv):
  • de werkgelegenheid wordt verdeeld over meer personen
  • de werkgelegenheid neemt
    daardoor toe
  • blijvend de kosten per product
    gelijk

Slide 22 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
arbeidsduurverkorting (adv):
  • de werkgelegenheid wordt verdeeld over meer personen
  • de werkgelegenheid neemt
    daardoor toe
  • blijvend de kosten per product
    gelijk

Slide 23 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
arbeidsduurverkorting (adv):
  • de werkgelegenheid wordt verdeeld over meer personen
  • de werkgelegenheid neemt
    daardoor toe
  • blijvend de kosten per product
    gelijk

Slide 24 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
werktijdverlenging:
I
n sommige gevallen is het goed dat je meer medewerkers in dienst neemt. Je kunt ook dezelfde aantal medewerkers meer laten werken.
Voorbeeld: Garage Do-it repareert tussen 9.00 en 17.00 auto's. De garage huurt voor 1500 euro een garageruimte en heeft vier medewerkers. De eigenaar merkt dat het drukker wordt en wilt geen nee verkopen. Hij verlengt de bedrijfstijd met 10 uur per week.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

2.3 concurrentie positie
introductie vraag 3:
Stel, de directeur van de Nederlandse kaarsenfabriek koopt nieuwe, moderne machines. In de bron
staan de financiële gevolgen van deze
investering.

Bekijk de bron.
Met welk bedrag daalt de kostprijs 
per kaars door deze investering?

Slide 27 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
introductie vraag 4:
Stel, de directeur van de Nederlandse kaarsenfabriek
laat de machines elke werkdag een uur langer kaarsen
maken. Hierdoor gaat de productie omhoog en moet er personeel bij op de afdeling productie.

Bekijk de bron.
Met welk bedrag daalt
de kostprijs van een kaars?






Slide 28 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie
maken en nakijken:
Paragraaf 2.3
de toepassingsvragen

Slide 29 - Tekstslide

2.3 concurrentie positie

Slide 30 - Tekstslide

Maken
Paragraaf 2.3 de toepassingsvragen

Slide 31 - Tekstslide