3.4 Planten

3.3/3.4 Planten
(Ordening)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.3/3.4 Planten
(Ordening)

Slide 1 - Tekstslide

Doelen

Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van sporenplanten en zaadplanten

 Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van vaatplanten en groenwieren.

Slide 2 - Tekstslide

bladgroenkorrels, de bouw van de plant en de manier van voortplanten

Slide 3 - Tekstslide

Vaatplanten

planten die vaten hebben voor het transport van stoffen

Slide 4 - Tekstslide

Zaadplanten
vaatplanten die zich voortplanten door middel van zaden die ontstaan in de bloemen van de plant

(wortels, stengels, bladeren en bloemen)

Slide 5 - Tekstslide

Sporenplanten
planten die zich voortplanten door middel van sporen
(dus geen zaden)


Zoals:
Mossen, varens en paardenstaarten

Slide 6 - Tekstslide

Haarmos
Sporendoosjes

Slide 7 - Tekstslide

Heermoes (paardenstaart)
Sporenvormende orgaantjes

Slide 8 - Tekstslide

Mannetjesvaren
Sporenhoopjes

Slide 9 - Tekstslide

Wieren (algen)
-Eencellig of meercellig

-Veel eencelligen wieren zich voort door deling
-Sommigen door sporen
-Meeste wieren groeien in het water

Slide 10 - Tekstslide

Groen wieren
een stam in het plantenrijk met eencellige of meercellige organismen met bladgroenkorrels


Boomalg = eencellig = deling






Slide 11 - Tekstslide

Groenwieren

Voorbeeld meercellig:
zeesla

Eetbaar

Slide 12 - Tekstslide

Haarmos
A
Zaadplanten
B
Sporenplanten
C
Algen

Slide 13 - Quizvraag

Zeewier
A
Zaadplanten
B
Sporenplanten
C
Algen

Slide 14 - Quizvraag

Algen groeien boven en onder water.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Sporenplanten hebben bloemen
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Hoort de varen tot de sporenplanten of de zaadplanten?
A
Sporenplanten
B
Zaadplanten

Slide 17 - Quizvraag