hv1p - di 1 mrt

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Lezen in je leesboek 
  • Plannen toets lezen hoofdstuk 3 en 4
  • Nakijken opdrachten
  • Herhaling en oefenen voor de toets
  • Extra opdracht 

Slide 2 - Tekstslide

Tijd om te lezen

Pak je boek erbij

We lezen in stilte
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken opdrachten
We hebben opdracht 1, 2 en/ of 4 gemaakt op p. 108-113.

We gaan de opdrachten nakijken. 

Opdracht 1 samen, opdracht 2 en 4 kijk je zelfstandig na. 

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken opdrachten
Opdracht 1, p. 109
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
2. Heb jij ook een bijzonder hobby? Welke?
3. In alinea 1 staan twee opsommingen. Aan welk signaalwoord herken je ze?
4. Welke vier dingen doet Maikel als hij op de kermis bij de Turbopolyp aankomt?

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken opdrachten
Opdracht 1, p. 109
5. Aan welke woorden herken je de volgorde waarin Maikel dit doet?
6. Zoek in de tekst een voorbeeld van een opsomming. Noteer.
7. Wat bedoelt Maikel met 'een spektakel'? 
8. 'Mijn ex beweerde dat ze ook een Polypfan was, maar toen puntje bij paaltje kwam, durfde ze er niet in.' Van welk verband is 'maar' een signaalwoord?

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken opdrachten
Opdracht 1, p. 109
9. Wat bedoelt Maikel eigenlijk met de zin in vraag 8? 
'Mijn ex beweerde dat ze ook een Polypfan was, maar...'
10. 'Als je verkering met iemand hebt, met je wel dezelfde dingen leuk vinden.' Ben je het met Maikel eens? 

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken opdrachten
Opdracht 2 en/ of 4 kijk je zelfstandig na.
Ik deel nakijkformulieren uit. 

Als je vragen hebt, steek je hand op. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat hebben we besproken?
Lezen H3 gaat over:

  • inleiding 
  • slot
  • hoofdgedachte

Slide 10 - Tekstslide

Wat hebben we besproken?
  • Het eerste deel van een tekst is de inleiding.
Hierin staat vaak het onderwerp van een tekst.
Doel = nieuwsgierig maken.
  • Het laatste deel van een tekst is het slot.
Hierin staat vaak de conclusie of korte samenvatting.
Blik op de toekomst of een terugblik op de inleiding. 
Nieuwsberichten bevatten niet altijd een slot

Slide 11 - Tekstslide

De hoofdgedachte van een tekst is één zin die het belangrijkste samenvat wat er over het onderwerp gezegd wordt.

Hoe vind je de hoofdgedachte?
1.  Bepaal wat het onderwerp is
2. Lees de tekst precies 
3.  Vaak staat de hoofdgedachte in de inleiding of in het slot,
maar soms moet je hem zelf formuleren.



Slide 12 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding

Wat is het onderwerp?

Slide 13 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding

Geeft de afbeelding voldoende informatie als je mee wilt doen?

Slide 14 - Tekstslide

Lees de tekst
Opdracht: Lees de tekst.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de kernzin van alinea 1?
Antwoord
Op 5 juli zal Wild in the Streets gehouden worden.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de kernzin van alinea 2?
Antwoord
Schoenenfabrikant Emerica vraagt dit jaar speciaal aandacht voor Skatepark Amsterdam.

Slide 17 - Tekstslide

Waarom vraagt Emerica speciaal aandacht voor Skatepark Amsterdam?
Antwoord
Gemeente Amsterdam wil het enige indoorskatepark in Amsterdam sluiten.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Antwoord

Hoofdgedachte: Het evenement Wild in the Streets wordt op 5 juli gehouden.

Slide 19 - Tekstslide

Wat hebben we besproken?
Lezen H4 gaat over:

  • tekstverbanden
  • signaalwoorden

Slide 20 - Tekstslide

  • In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen.
    Die samenhang heet het verband in de tekst.
    Door te letten op verbanden in de tekst, kun je de tekst beter begrijpen.

  • Je kunt verbanden herkennen aan signaalwoorden.

Slide 21 - Tekstslide

Er zijn verschillende soorten tekstverbanden:
  1. chronologisch verband 
  2. opsommend verband
  3. tegenstellend verband
  4. toelichtend verband

Slide 22 - Tekstslide

Weet je nog wel signaalwoorden erbij horen?
Jullie mogen in tweetallen twee min. nadenken. 
Je boek blijft dicht! 

chronolisch verband
opsommend verband
tegenstellend verband
toelichtend verband

Slide 23 - Tekstslide

Weet je nog wel signaalwoorden erbij horen?

Chronolisch verband

Slide 24 - Tekstslide

Weet je nog wel signaalwoorden erbij horen?

Opsommend verband

Slide 25 - Tekstslide

Weet je nog wel signaalwoorden erbij horen?

Tegenstellend verband

Slide 26 - Tekstslide

Weet je nog wel signaalwoorden erbij horen?

Toelichtend verband

Slide 27 - Tekstslide

Signaalwoorden

Tijd voor een Quizlet! 

Slide 28 - Tekstslide

Samenvatting lezen - filmpjes?

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Je maakt de opdrachten in je schrift.
Hoe? 10 min. zelfstandig en stil. 
Na 10 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.
Tijd? 15 minuten.
Resultaat? Dit is huiswerk voor morgen. Dan gaan we het bespreken. 
Klaar? Dan maak je opdracht 3 en/ of 5 op p. 111-112
                                                           

timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide