Voorzetsels

Voorzetsels
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Voorzetsels

Slide 1 - Tekstslide

Voorzetsels
Doelen:

Je leert de voorzetsels.
Je kunt de voorzetsels gebruiken in een zin.
Je weet wanneer je welk voorzetsel kunt gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Voorzetsels
De  zwarte  woorden  zijn een voorzetsel 
IN de kast
OP de kast
NAAST de kast
ONDER de tafel
VOOR de tafel
BIJ de tafel
NAAST de tafel

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Een voorzetsel is een klein woord.
Het staat voor of achter een woordgroep waar het bij hoort.
Hij liep in de tuin


Hij liep de tuin in
woordgroep
voorzetsel
woordgroep
voorzetsel
Voorzetsels

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Zij praat met de juf.

Slide 7 - Tekstslide

Ik kijk naar het raam.

Slide 8 - Tekstslide

De meester wijst naar het boek.

Slide 9 - Tekstslide

De juf zit op de stoel.

Slide 10 - Tekstslide

Hij schrijft op het bord.

Slide 11 - Tekstslide

Wij luisteren naar vader.

Slide 12 - Tekstslide

De stoel staat onder de tafel.

Slide 13 - Tekstslide

De kleuter loopt achter de oma.

Slide 14 - Tekstslide

De kleuter loopt naast de oma.

Slide 15 - Tekstslide

Mohammed zit naast zijn vriend.

Slide 16 - Tekstslide

Jaimelys zit ... Aysu.
A
achter
B
onder
C
naar
D
met

Slide 17 - Quizvraag

Ik sta ... de bushalte
A
met
B
in
C
naar
D
bij

Slide 18 - Quizvraag

Ik sta ... het station.
A
met
B
op
C
naar
D
achter

Slide 19 - Quizvraag

Ik loop ... school.
A
met
B
in
C
naar
D
bij

Slide 20 - Quizvraag

Ik sta ... de tram.
A
bij
B
in
C
naast
D
naar

Slide 21 - Quizvraag

Ik zit ... de tram
A
onder
B
in
C
naast
D
naar

Slide 22 - Quizvraag

Hij wacht ... de trein.
A
op
B
in
C
naast
D
naar

Slide 23 - Quizvraag

Ik stap ... de trein.
A
onder
B
in
C
uit
D
naar

Slide 24 - Quizvraag

Mohammed zit . . . . . zijn vriend.

Slide 25 - Open vraag

De zoon luistert . . . . zijn vader.

Slide 26 - Open vraag

De kleuter loopt . . . . . de oma.

Slide 27 - Open vraag

Het schoolkind telt . . . 100.

Slide 28 - Open vraag

Het meisje zit . . het voetbalteam.

Slide 29 - Open vraag

De vrouw praat . . .
haar moeder.
A
onder
B
in
C
met
D
naar

Slide 30 - Quizvraag

Ik fiets . . . .
school.
A
onder
B
in
C
met
D
naar

Slide 31 - Quizvraag

Ik ben . . . .
half 1 op school.
Dan ga ik naar huis.
A
naast
B
tot
C
met
D
naar

Slide 32 - Quizvraag

Mohammed zit achter zijn vriend.

Slide 33 - Tekstslide

Het meisje zit in het voetbalteam.

Slide 34 - Tekstslide

De puber is verliefd op de klasgenoot.

Slide 35 - Tekstslide

Het schoolkind telt tot 100.

Slide 36 - Tekstslide

Zij praat . . . de juf.
A
naast
B
onder
C
in
D
met

Slide 37 - Quizvraag

Ik kijk . . . . het raam.
A
naar
B
onder
C
in
D
met

Slide 38 - Quizvraag

De meester wijst . . . . . het boek.
A
naar
B
onder
C
in
D
met

Slide 39 - Quizvraag

De juf zit . . . . de stoel.
A
naast
B
op
C
naar
D
met

Slide 40 - Quizvraag

Hij schrijft . . . . . het bord.
A
achter
B
onder
C
op
D
met

Slide 41 - Quizvraag

Ik praat . . . opa.
A
naast
B
onder
C
in
D
met

Slide 42 - Quizvraag

De zoon luistert . . . . zijn vader.
A
naar
B
onder
C
in
D
met

Slide 43 - Quizvraag

De stoel staat . . . . . de tafel.
A
naar
B
onder
C
in
D
met

Slide 44 - Quizvraag

De kleuter loopt . . . . de oma.
A
naast
B
onder
C
boven
D
in

Slide 45 - Quizvraag

Zij praat . . . de juf.

Slide 46 - Open vraag

Ik kijk . . . . het raam.

Slide 47 - Open vraag

De meester wijst . . . . het boek.

Slide 48 - Open vraag

De juf zit . . de stoel.

Slide 49 - Open vraag

Hij schrijft . . het bord.

Slide 50 - Open vraag

Voorzetsels
Doelen:

Je leert de voorzetsels.
Je kunt de voorzetsels gebruiken in een zin.
Je weet wanneer je welk voorzetsel kunt gebruiken.

Slide 51 - Tekstslide

Heb je de doelen van de les bereikt?

Begreep je de opdrachten?

Kun je de woorden nu in een zin gebruiken?


Afsluiting

Slide 52 - Tekstslide