Present simple (ook van to be en have got)

Present simple
Gebruik je bij dingen die altijd, vaak of nooit gebeuren
(tegenwoordige tijd)
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Present simple
Gebruik je bij dingen die altijd, vaak of nooit gebeuren
(tegenwoordige tijd)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

I ______ (to walk) to school every day.

Slide 3 - Open vraag

My brother ______(to ride) his bike to work.

Slide 4 - Open vraag

Do you _____ ( to like) chocolate?

Slide 5 - Open vraag

My parents ____ (to watch) the news every morning.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

? You like dogs.

Slide 8 - Open vraag

? I have three cats.

Slide 9 - Open vraag

? My sister drives a red car.

Slide 10 - Open vraag

- She likes dogs.

Slide 11 - Open vraag

- My friend has three cats.

Slide 12 - Open vraag

- I drive a red car.

Slide 13 - Open vraag

Present simple van 'to be'

Slide 14 - Tekstslide

I ___ (to be) happy.

Slide 15 - Open vraag

____ (to be) your mother a good cook?

Slide 16 - Open vraag

You _____ (to be - not) a very good singer.

Slide 17 - Open vraag

present simple van 'to have got'

Slide 18 - Tekstslide

She _____ (to have got) a horse.

Slide 19 - Open vraag

_____ you ____ a pen I could borrow? (have got)

Slide 20 - Open vraag

She ________ her books with her. (to have got - not)

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Video