Nederlands les 4 - periode 3

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide







1. Het CE-examen Lezen & Luisteren, uitnodiging gehad?


2. Nederlands les 3 en 4, voorbereiding CE-examen

3. Opdracht: tekst zoeken (10 minuten)

4. 

5. Afsluiting











Leerdoelen

Aan het einde van les 3 en 4 heb je geoefend voor het CE-examen Lezen & Luisteren.

Aan het einde van deze les heb je informatie over hoofgedachte, hoofdonderwerp en tekstsoorten herhaald.
Programma en doelen

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud examen
Het examen is digitaal:
  • luisterteksten bijv. radiofragment

  • kijkfragment bijv. Nieuwsuur

  • leesteksten

Woordenboek; aantal beschikbaar.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht signaalwoorden
10 minuten

Slide 4 - Tekstslide

signaalwoorden opdracht
  • werk in tweetallen
  • Zoek een artikel op de NOS.nl.
  • Kopieër de tekst en arceer de signaalwoorden.
  • denk aan verschillende verbanden (tijd, reden, opsomming, oorzaak-gevolg)

    10 minuten

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Start LessonUp op - Quiz

Slide 7 - Tekstslide


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 8 - Quizvraag


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
(meerdere antwoorden mogelijk)
 Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
signaalzinnen
C
signaalwoorden
D
synoniemen

Slide 9 - Quizvraag


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
(meerdere antwoorden mogelijk)
 Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 10 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 11 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
 Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 12 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 8 van 10
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 13 - Quizvraag


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 14 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 15 - Quizvraag

Opfrissen: feiten - argumenten - meningen

Slide 16 - Tekstslide

3 voorbeelden
* Willem-Alexander is koning van Nederland 
-> Feit

* Ik vind dat het openbaar vervoer voor iedereen gratis moet zijn
- > Mening

* Omdat mensen dan minder gebruik maken van hun eigen auto
-> Argument

Slide 17 - Tekstslide

  • Feit -> controleerbaar en objectief

  • Mening -> hoe je ergens over denkt en dus subjectief

  • argument -> signaalwoorden -> want, omdat, daarom, namelijk

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen

Slide 19 - Tekstslide

3F
3F - tekst topsport en handicap

Module - Examentraining 3F
Taalblokken
Lezen en Luisteren

Slide 20 - Tekstslide

Nabespreken
• Waarover heb je nog vragen?

Slide 21 - Tekstslide