In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets klas 2 hoofdstuk 5 Jezus
Slide 1 - Tekstslide
Waarover gaan de evangeliën vooral?
A
De geboorte van Jezus
B
De jeugd van Jezus
C
De laatste levensjaren van Jezus
D
De tijd vlak voor dat Jezus werd geboren
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekent de naam "apostelen" letterlijk?
A
Uitgezondenen
B
Vrienden
C
Volgelingen
D
Discipelen
Slide 3 - Quizvraag
Wat betekent het woord evangelie letterlijk?
A
Nieuwe testament
B
Goede boodschap
C
Boodschap van Jezus
D
Leven van Jezus
Slide 4 - Quizvraag
Leg uit wat Pax Romana betekent?
A
Pax Christi
B
Een provincie onder Romeinse overheersing
C
Romeinse overheersing maar er is wel godsdienstvrijheid
D
Romeinse vrede maar een gewapende vrede
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent de naam Jezus lettelijk?
A
God is koning
B
Christus
C
Messias
D
JHWH redt
Slide 6 - Quizvraag
Noem een belangrijk verschil tussen de tempel en een synagoge?
Slide 7 - Open vraag
Wat staat er in het allerheiligste vertrek van de Tempel en wat werd daarin bewaard?
Slide 8 - Open vraag
Noem een reden waarom de joden een hekel hadden aan Herodus?
Slide 9 - Open vraag
Leg uit wat het woord "discipel" betekent?
A
Leerling
B
Lezer
C
Leraar
D
Leider
Slide 10 - Quizvraag
1. De naam Jezus is de Griekse vertaling van de hebreeuwse naam Jehosjoea. 2. De aanduiding Christus is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse Messias
A
Stelling 1 en 2 zijn onjuist
B
Stelling 1 is juist en 2 is onjuist
C
Stelling 1 en 2 zijn juist
D
Stelling 1 is onjuist en 2 is juist
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de betekenis van het woord Messias?
A
JHWH redt
B
De Gezalfde
C
De Redder
D
Leraar
Slide 12 - Quizvraag
Waarom was er een vazalkoning nodig in het protectoraat?
A
De romeinse keizer kon niet vanuit Rome alles alleen besturen
B
Omdat er godsdienstvrijheid was kon de vazalkoning beter bemiddelen tijdens conflicten
C
Het was gewoon handig om een tussenpersoon te hebben tussen de Romeinen en de Joden
D
De vazalkoning kon makkelijke opkomen voor de belangen van de Joden omdat hij zelf ook Joods was