Gebruik van enig hulpmiddel geldt als maleficium! Zorg dus dat je de Latijnse tekst, de syllabus en alle aantekeningen op veilige afstand hebt liggen!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Argumentatio B
Gebruik van enig hulpmiddel geldt als maleficium! Zorg dus dat je de Latijnse tekst, de syllabus en alle aantekeningen op veilige afstand hebt liggen!
Slide 1 - Tekstslide
Regel 1-3: Venio nunc eo quo me non ❓ ducit sed fides. Nam si mihi libēret accusare, accusarem alios potius ex quibus possem crescere; quod certum est non facere dum utrumvis licebit.
Welk woord ontbreekt op de plaats van het vraagteken?
A
audacia
B
cupiditas
C
maleficium
D
societas
Slide 2 - Quizvraag
Regel 3-5: Is enim mihi videtur amplissimus qui sua virtute in altiorem locum pervenit, non qui ⚑ ascendit per alterius incommodum et calamitatem.
Welke woordgroep vormt een inhoudelijke parallel met "ascendit"?
Slide 3 - Open vraag
Hoe heet de fase van voorbereiding waarin de redenaar zijn argumenten ordent?
A
actio
B
dispositio
C
elocutio
D
inventio
Slide 4 - Quizvraag
Regel 5-6: Desinimus aliquando ea scrutari quae sunt inania; quaeramus ibi maleficium ubi et est et inveniri potest.
Deze zin bevat een fout. Welke werkwoordsvorm is onjuist?
Slide 5 - Open vraag
Regel 11: Causam tu nullam reperiebas in Sex. Roscio; at ego in T. Roscio reperio.
Van welke stijlfiguur is hier géén sprake?
A
antithese
B
parallellisme
C
ellips
D
hyperbaton
Slide 6 - Quizvraag
Regel 12-13: Tecum enim mihi res est, T. Rosci, quoniam istic sedes ac te ❓ adversarium esse profiteris.
Welk bijwoord ontbreekt op de plaats van het vraagteken?
A
facile
B
identidem
C
palam
D
continuo
Slide 7 - Quizvraag
Welke term is géén argumentatief begrip?
A
a-fortiori-redenering
B
analogie
C
apostrofe
D
syllogisme
Slide 8 - Quizvraag
Regel 16-17: ❓ ille quem populus Romanus verissimum et sapientissimum iudicem putabat identidem in causis quaerere solebat ‘cui bono’ fuisset.
Welke naam moet op de plek van het vraagteken worden aangevuld?
A
Capito
B
Cassius
C
Erucius
D
Fannius
Slide 9 - Quizvraag
Regel 18-19: Sic vita hominum est ut ad maleficium nemo conetur sine spe atque emolumento accedere.
Hier is sprake van een algemeen geldende uitspraak. Hoe wordt deze stijlfiguur ook wel genoemd?
Slide 10 - Open vraag
Regel 19-22: Hunc quaesitorem ac iudicem fugiebant atque horrebant ii quibus periculum creabatur ideo quod, ❓ veritatis erat amicus, tamen natura non tam propensus ad misericordiam quam applicatus ad severitatem videbatur.
Welk voegwoord ontbreekt op de plaats van het vraagteken?
A
quamquam
B
quoniam
C
sicut
D
tametsi
Slide 11 - Quizvraag
Welke term duidt een onderdeel aan van de argumentatio?
A
invectiva
B
peroratio
C
pronuntiatio
D
refutatio
Slide 12 - Quizvraag
Regel 30-32: Quid si accedit eodem ut ❶ antea fueris? Quid si ut ❷? Quid si ut ⚑ audax? Quid si ut illius qui occisus est ❸?
In deze opsomming staan naast "audax" nog 3 bijvoeglijke naamwoorden. Wat is daarvan de juiste volgorde?
A
❶ avarus ❷ tenuis
❸ inimicissimus
B
❶ tenuis ❷ avarus
❸ inimicissimus
C
❶ inimicissimus
❷ tenuis ❸ avarus
D
❶ inimicissimus
❷ avarus ❸ tenuis
Slide 13 - Quizvraag
Regel 36-39: Quam sis audax (...) hinc omnes intellegere potuerunt quod ex ⚑ tota societate, hoc est ex tot sicariis, solus tu inventus es qui cum accusatoribus sederes (...).
Met welk woord vormt "tota" een antithese?
Slide 14 - Open vraag
Regel 41-45: Restat, iudices, ut hoc dubitemus, uter potius Sex. Roscium occiderit, (...) is qui ardens avaritia feratur infestus in suos, an is qui semper ita vixerit ut quaestum nosset nullum, ⚑ fructum autem eum solum quem labore peperisset (...).?