wk 38 les 1 vraagwoorden presentaties

programme du cours
les devoirs d'aujourd'hui: Leren idioom hoofdstuk 1 t/m 4 + maken oef 35 t/m 37 + leren woorden tb p. 21 1e kolom. 

presentaties
grammatica bespreken (vraagwoord wat
lezen tekstboek p. 18 + maken oef 43 t/m 48

les devoirs pour vendredi 18  septembre: SO idioom hoofdstuk 1 t/m 4
+ lezen teksboek p. 18 + maken oef 43 t/m 48

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

programme du cours
les devoirs d'aujourd'hui: Leren idioom hoofdstuk 1 t/m 4 + maken oef 35 t/m 37 + leren woorden tb p. 21 1e kolom. 

presentaties
grammatica bespreken (vraagwoord wat
lezen tekstboek p. 18 + maken oef 43 t/m 48

les devoirs pour vendredi 18  septembre: SO idioom hoofdstuk 1 t/m 4
+ lezen teksboek p. 18 + maken oef 43 t/m 48

Slide 1 - Tekstslide

presentaties

luister mee
vul na afloop googleformulier in

  • Linde Rozemuller
  • Gijs de Ruiter
  • Ying Steenbergen
  • Jeremy Tan
  • Nanou van der Wal
  • Anne Linde Zwaan
  • David
  • inhalers

Slide 2 - Tekstslide

Aandachtspunten
• Je gebruikt eenvoudige bewoordingen om de foto's beschrijven.
• De zinnen zijn ook eenvoudig en kort, maar in de meeste gevallen wel correct. Je kunt af en toe ook voegwoorden gebruiken, zoals 'omdat', 'en' of 'want'.
• Je hebt het uit je hoofd geleerd. Improviseren mag natuurlijk ook!
• Je gebruikt geen spiekbrief.
• Als je een keer hapert of na moet denken is dat niet erg.
• Je bent goed te verstaan, maar je mag een licht Nederlands accent hebben.

timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

WAT

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

en résumé
WAT =
  1. que (met inversie)
  2. quoi (aan het eind van een zin)
  3. qu'est-ce que (que + est-ce que, zonder inversie)
  4. qu'est-ce qui (als er nog geen onderwerp in de zin staat)
  5. quel/quelle/quels/quelles (+ être + znw)

Slide 7 - Tekstslide

en résumé
WAT =
  1. que doit-on faire?
  2. On doit faire quoi?
  3. qu'est-ce qu'il y a?
  4. qu'est-ce qui fait mal? qu'est-ce qui est important pour toi?
  5. quel est le problème?

Slide 8 - Tekstslide

Vous allez dessiner _______ ?
A
que
B
qu'est-ce que
C
quoi
D
quel

Slide 9 - Quizvraag

______ nous cherchons exactement?
A
que
B
qu'est-ce que
C
quoi
D
quel

Slide 10 - Quizvraag

_____ fais-tu?
A
que
B
qu'est-ce que
C
quoi
D
quel

Slide 11 - Quizvraag

_______ se passe?
A
qu'est-ce que
B
qu'est-ce qui
C
quel
D
quoi

Slide 12 - Quizvraag

_______ le professeur t'a expliqué ce matin?
A
qu'est-ce que
B
qu'est-ce qui
C
quel
D
quoi

Slide 13 - Quizvraag

_______ est le plus difficile pour toi? Le français ou l'allemand?
A
qu'est-ce que
B
qu'est-ce qui
C
quel
D
quoi

Slide 14 - Quizvraag

_______ est ton avis à propos de cette situation?
A
qu'est-ce que
B
qu'est-ce qui
C
quelle
D
quoi

Slide 15 - Quizvraag

les devoirs: 
Pour vendredi 18 septembre:
SO idioom hoofdstuk 1 t/m 4

Pour mardi 22  septembre:
lezen tb p. 18 en maken oef 43 t/m 48

Slide 16 - Tekstslide