les 3

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

• SO over 2 weken - verandering planner
• les devoirs
  
• werkwoorden présent en passé composé
  

Le but: à la fin de ce cours:

• kan ik het bezittelijk vnw toepassen in het meervoud
• snap ik de kloktijden beter
• heb ik geoefend met de werkwoorden voor het SO

Verandering planner

Regelmatige werkwoorden -er

avoir en être

Passé composé - grammatica toets i.p.v. vlog

Les devoirs

Leren: apprendre 2 en apprendre 10 (blz 75, blz 78)

Maken: exercice 16c en 16 d (blz 64 en 65), exercice 9 B (blz 59)

Overhoren woordjes

iedereen opstaan

Ik zeg een Frans woord, weet je het , steek je vinger op

Woord goed, ga zitten

Hoelang duurt het voordat iedereen zit?

Compétition

Exercices 16c blz 64

Exercices 16c blz 64

2 1 Zoeken jullie/Zoekt u jullie/uw vrienden?

 2 Hun sportleraar heet Mika.

 3 Waar zijn onze sportschoenen?

 4 Wat is uw lievelingssport, mevrouw Lenoir?

 5 Neemt u me niet kwalijk, dat zijn niet jullie/uw schoenen!

Exercices 16d blz 65

1 Son équipe 

2  leurs entraineurs 

3  notre tournoi scolaire !

4  votre passion ?

5 tes hobbys préférés 

6 mon casque.

7 notre champion !

8 sa finale.

welke zin uitleggen?

Kloktijden

Exercice 9b

a Il est une heure et quart.

 b Il est deux heures et demie.

 c Il est cinq heures moins le quart.

 d Il est neuf heures moins cinq.

 e Il est minuit vingt.

 f Il est huit heures moins vingt-cinq.

Extra oefening kloktijden

Kijk op classroom!

Op proefwerk - vragen van Frans naar NL

Werkwoorden -er

Wat is de regel tegenwoordige tijd?

Hoe leer je de uitgangen?

SO

je (ik)	+ e
tu (jij)	+ es
il (hij)	+ e
elle (zij)	+ e
on (men/we)	+ e
nous (wij)	+ ons
vous (jullie/u)	+ ez
ils (zij, mnl)	+ ent
elles (zij, vrl)	+ ent

UITGANGEN

van de 

werkwoorden

op

-ER

Les verbes op -er

- leer de betekenis van de werkwoorden (NL-FR en FR-NL)

- présent: leer de uitgangen

- stam  en uitgang

jij kijkt (regarder)

ik houd van (aimer)

wij dansen (danser)

zij zoeken (chercher)

werkwoord avoir

j'ai

tu ......

il/elle/on ........

nous avons

vous .......

ils/elles .........

Ik heb gehad = 

werkwoord avoir

j'ai

tu as

il/elle/on a

nous avons

vous avez

ils/elles ont

ik heb gehad = j'ai eu

werkwoord être

je suis

tu ....

il ......

nous sommes

vous .....

ils .....

ik ben geweest = 

werkwoord être

je suis

tu es

il est

nous sommes

vous êtes

ils sont

ik ben geweest = j'ai été

Le passé composé

2) Bestaat uit hulpwerkwoord AVOIR of ÊTRE 

én een voltooid deelwoord

 

De meeste werkwoorden worden met avoir vervoegd

- meestal hulp ww NL = hulp ww FR

- uitzondering bijv.: ik ben geweest = j'ai été.

passé composé ww -er

Stam + é

Je suis arrivé

J'ai commencé

Je suis entré

Je suis resté

J'ai dansé

etc.

Zie ook pagina 24!

Vergelijk met het Nederlands: hebben of zijn

-re en -ir hoef je nu niet te kennen!

Le passé composé

Als het hulpwerkwoord être is, kan het voltooid deelwoord extra letters krijgen:

mnl ev	-	Il est allé
vrl ev	+e	Elle est allé e
mnl mv	+s	Nous sommes allé s Vous êtes allé s Ils sont allé s
vrl mv	+es	Elles sont allé es

*** Le passé composé ***

STAP 1: AVOIR (OF ÊTRE) vervoegen

STAP 2: VOLTOOID DEELWOORD toevoegen

STAP 3: pas EVENTUEEL het voltooid deelwoord aan

 

(écouter)           J'              .. ai ..     ......écouté.....

(entrer)               Elle        ..........      ........................

(rester)                Ils           .............     .........................

(aimer)                Tu            .............     .........................

 

Welk werkwoord gebruik je het meest bij de passé composé?

1. être
2. avoir

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Nous ... arrivés au Portugal.

1. avons
2. sommes

Tu ... allé au supermarché.

1. as
2. es
3. est
4. a

Zij is aangekomen... à Lille. (arriver)

zij heeft gehad ... des fleurs. (avoir)

Jij bent geweest ... en vacances. (être)

Hij heeft gegeven ... un cadeau. (donner)

SO

Woensdag 22 november

Oefenen: www.verbuga.eu

Ik zal extra oefeningen op de classroom zetten.