3H - les 3 - H1.2 Vermogen en energie

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Startklaar
- Telefoon weg
- Jas uit
- Laptop ingelogd op Lessonup

Slide 2 - Tekstslide

Wat neem je mee?
- Boek
- Laptop
- Geo
- Rekenmachine
- Pen + potlood + gum
- (Ruitjesschrift of ruitjespapier in de multomap)
- Routekaart

Slide 3 - Tekstslide

Hoe groot is de spanning op het stopcontact?
A
16 V
B
110 V
C
230 V
D
325 V

Slide 4 - Quizvraag

Een transformator (Np = 400; Ns = 21) wordt aangesloten op 230 V.
Bereken de secundaire spanning
A
0,03 V
B
12 V
C
230 V
D
4381 V

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het symbool voor energie?
A
q
B
E
C
P
D
Q

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt berekeningen maken met het verband 
tussen vermogen, spanning en stroomsterkte.

Je kunt berekeningen maken met het verband 
tussen energie, vermogen en tijd.

Je kunt de eenheden joule en kilowattuur 
naar elkaar omrekenen.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom energie?

Slide 8 - Tekstslide

Energie en vermogen
  • Vermogen en energie zijn grootheden
  • Vermogen vertelt hoe fel een lamp is
  • Energieverbruik bepaalt de rekening

Slide 9 - Tekstslide

Vermogen
  • Vermogen is: hoeveel elektrische energie een apparaat gebruikt per seconde.

  • De eenheid van vermogen is de watt (W)

  • Hoe hoger het vermogen, hoe meer licht!

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het vermogen van
het apparaat?
A
230 V
B
50 Hz
C
460 W
D
40.00

Slide 11 - Quizvraag

Vermogen berekenen

Slide 12 - Tekstslide

Stap voor stap oplossen
Stap 1: Lees de opdracht
Stap 2: Noteer gegevens (en gevraagd)
Stap 3: Noteer de formules
Stap 4: Vul de gegevens in
Stap 5: Werk de berekening uit
Stap 6: Noteer de uitkomst
Stap 7: Controleer de uitkomst                                         

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Door een tosti-ijzer loopt een stroom van 3,2 A.
Hij is aangesloten op 230 V.
Bereken het vermogen.

Slide 15 - Open vraag

Welke formule klopt niet?
A
P = U × I
B
I = P / U
C
U = P / I
D
U = I / P

Slide 16 - Quizvraag

Zet op volgorde van toenemend vermogen

Slide 17 - Sleepvraag

Energie
  • Het energieverbruik van een apparaat meet je door het vermogen keer de tijd te doen. 

  • De eenheid van energieverbruik is kilowattuur (kWh)

  • Dit wordt gebruikt om de energierekening te betalen!

Slide 18 - Tekstslide

Energie meten
  • In de meterkast thuis zit een kWh-meter (kilowattuurmeter)

Slide 19 - Tekstslide

Energie berekenen

Slide 20 - Tekstslide

Energie berekenen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Joule en kWh
Stel een apparaat voor met een vermogen
 van 1000 W die 1 uur aan staat. 




Dus 1 kWh = 3,6 MJ

Slide 23 - Tekstslide

Een lampje heeft een vermogen van 100 W.
Hoeveel uur kan deze branden op 1 kWh?
A
1 uur
B
10 uur
C
100 uur
D
1000 uur

Slide 24 - Quizvraag

Sleep grootheid/eenheid naar de juiste plek
Vermogen
W
Stroomsterkte
I
Spanning 
volt
Energie
P
watt
ampère
A
U
V
kWh
kilowattuur
E

Slide 25 - Sleepvraag

Een verwarming heeft een vermogen van 1500 W.
Deze staat 3 uur aan.
Bereken het energieverbruik.

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag

Slide 27 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Primaire spoel
Primaire spanning
Secundaire spoel
Secundaire spanning

Slide 28 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 29 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 30 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 31 - Open vraag

Volgende les:
Practicum

Slide 32 - Tekstslide