H2.4 Welke werk kun je doen?

2.4 Welk werk kun je doen?


1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2.4 Welk werk kun je doen?


Slide 1 - Tekstslide

Lesindeling

  • Voorstellen
  • Herhalen 2.3
  • Bespreken 2.4
  • Zelfstandig werken / Huiswerk


Slide 2 - Tekstslide

Voorstellen
  • Meneer Strijker
  • Derde jaar van mijn opleiding
  • Ik ben...?
  • Ik doe graag?

Slide 3 - Tekstslide

Mijn naam is Wilco Strijker maar hoe oud ben ik?
A
19
B
21
C
23
D
25

Slide 4 - Quizvraag

Ik kom uit?
A
Utrecht (Amersfoort)
B
Drenthe (Hoogeveen)
C
Overijssel (Zwolle)
D
Gelderland (Apeldoorn)

Slide 5 - Quizvraag










Amersfoort

Slide 6 - Tekstslide

Bespeel ik een muziekinstrument?
Zo ja, welke dan?
A
Drums
B
Gitaar
C
Piano
D
Geen muziekinstrument

Slide 7 - Quizvraag

Aan welke sport doe ik?
A
Volleybal
B
Turnen
C
Voetbal
D
Geen

Slide 8 - Quizvraag

Voorstellen
  • Nog meer dingen die jullie van mij willen weten?
  • Regels

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling  2.3
  • Gebruik het handboek en zoek de antwoorden
  • Steek je vinger op zodra je een antwoord niet begrijpt

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent het begrip 'landbouwrevolutie'?
A
De overgang van jagen en verzamelen naar landbouw
B
De overgang van landbouw naar fabrieken
C
De overgang van landbouw naar jagen en verzamelen
D
De overgang van jagen naar verzamelen

Slide 11 - Quizvraag

Noem 2 verschillen tussen het leven van de jagers en de boeren

Slide 12 - Open vraag

Hoe is het verschil ontstaan tussen arm en rijk in de tijd van de boeren?
A
De ene boer bouwde een groter huis dan de ander
B
De ene boer had meer bezit dan de ander
C
Boeren die ook nog bleven jagen waren armer
D
Mannen waren rijker dan vrouwen

Slide 13 - Quizvraag

Lesdoelen 2.4
  •  Je kunt de 3 beroepssectoren noemen.


  • Je kunt van elke beroepssector een voorbeeld van een beroep geven.

  • Je weet het verschil tussen een producent en een consument

 

Slide 14 - Tekstslide

De 3 beroepssectoren
  • Sector 1: 
    - Het halen van 'grondstoffen' uit de natuur

Slide 15 - Tekstslide

De 3 beroepssectoren
  • Sector 1: Landbouw
    - Het halen van 'grondstoffen' uit de natuur

Slide 16 - Tekstslide

De 3 beroepssectoren
  • Sector 2: 
    - Het verwerken van één of meerdere grondstoffen uit
    sector 1 naar een product.

Slide 17 - Tekstslide

De 3 beroepssectoren
  • Sector 2: Industrie
    - Het verwerken van één of meerdere grondstoffen uit
    sector 1 naar een product.

Slide 18 - Tekstslide

De 3 beroepssectoren
  • Sector 3: 
    - Iets doen voor een ander. (Een dienst verlenen)

Slide 19 - Tekstslide

De 3 beroepssectoren
  • Sector 3: Diensten
    - Iets doen voor een ander. (Een dienst verlenen)

Slide 20 - Tekstslide

De 3 beroepssectoren
  • Sector 1: Landbouw


  • Sector 2: Industrie


  • Sector 3: Diensten

  • Kan 1 sector zonder een ander?


Slide 21 - Tekstslide

Lesdoelen 2.4
  •  Je kunt de 3 beroepssectoren noemen.


  • Je kunt van elke beroepssector 3 beroepen als voorbeeld geven.

  • Je weet het verschil tussen een producent en een consument.

  • Je weet welke sector het grootst is in arme en rijke landen.

  • Je weet waarom rijke landen producten uit arme landen kopen.

 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Landbouwsector
  • Landbouw haalt producten uit de natuur.


  • Beroepen:

  • - Boer, kippenhouder, visser, tomatenkweker, mijnwerker,            houthakker, ........
  • - Landbouw, veeteelt, visserij, tuinbouw en mijnbouw
  

Slide 24 - Tekstslide

Industriesector
  • Werk wat in de producten uit sector 1 gebruikt om iets nieuws te maken.
       
  • Beroepen:
  • - Kaasfabriek, autofabrikant, lasser, bakker,                                           voedselproducenten, ......
  • - Auto-industrie, scheepswerf, staalindustrie, ......

          

Slide 25 - Tekstslide

Dienstensector
  • Iets voor een ander doen.

  

  • Beroepen:
  • - Leraar, verpleegkundige, automonteur, kassamedewerker,        horecamedewerker, .........
  • - Zorg, onderwijs, uiterlijke verzorging 

Slide 26 - Tekstslide

Lesdoelen 2.4
  •  Je kunt de 3 beroepssectoren noemen.


  • Je kunt van elke beroepssector 3 beroepen als voorbeeld geven.

  • Je weet het verschil tussen een producent en een consument.

  • Je weet welke sector het grootst is in arme en rijke landen.


  • Je weet waarom rijke landen producten uit arme landen kopen.

Slide 27 - Tekstslide

Producent vs. Consument
  • Producent (Produceren)
  • - Het maken (produceren) van een product.


  • Consument (Consumeren)
  • - Het kopen van een product voor jezelf of een ander.

Slide 28 - Tekstslide

Ik koop een voetbal in de sportwinkel.
A
Ik ben een consument
B
Ik ben een producent

Slide 29 - Quizvraag

Ik pluk appels om appelsap te maken.
A
Ik ben een consument
B
Ik ben een producent

Slide 30 - Quizvraag

Ik ga naar de kapper om mijn haren te laten knippen.
A
Ik ben een consument
B
Ik ben een producent

Slide 31 - Quizvraag

Ik maak speelgoed aan de lopende band.
A
Ik ben een consument
B
Ik ben een producent

Slide 32 - Quizvraag

Lesdoelen 2.4
  •  Je kunt de 3 beroepssectoren noemen.


  • Je kunt van elke beroepssector 3 beroepen als voorbeeld geven.

  • Je weet het verschil tussen een producent en een consument.

  • Je weet welke sector het grootst is in arme en rijke landen.


  • Je weet waarom rijke landen producten uit arme landen kopen.

Slide 33 - Tekstslide

Beroepssectoren in Nederland
  • In welke sector werken de meeste Nederlanders?

  • De dienstensector is in rijke landen het grootst

  • Fabrieken in Nederland maken lang niet genoeg voor ons

  • Landbouw wordt nu veel gedaan met hulp van machines

Slide 34 - Tekstslide

Landbouw in ontwikkelingslanden
  • Welke sector is het grootst in arme landen?

  • Landbouw is in arme landen het grootst en vele families zijn                               zelfvoorzienend

  • Door armoede veel mensen nodig voor het werk (Arbeidsintensief)

  • Ook in arme landen zijn grote bedrijven maar daar zijn de lonen erg laag

Slide 35 - Tekstslide

Industrie in ontwikkelingslanden

Waarom worden veel producten die we hier hebben in ontwikkelingslanden gemaakt?

  • Lage lonen
  • Weinig arbeidsvoorwaarden (lange werkdagen,

       zwaar en ongezond werk, kinderarbeid)

  • Dus goedkope producten

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Zelfstandig werken / Huiswerk
  • Ga zelfstandig aan het werk aan de opdrachten 2 t/m 13 van paragraaf 2.4


  • Heb je de opdrachten al af? Ga dan de topografie maken!

Slide 38 - Tekstslide

Lesdoelen 2.4
  •  Je kunt de 3 beroepssectoren noemen.


  • Je kunt van elke beroepssector 3 beroepen als voorbeeld geven.

  • Je weet het verschil tussen een producent en een consument

  • Je weet welke sector het grootst is in arme en rijke landen.


  • Je weet waarom rijke landen producten uit arme landen kopen.

Slide 39 - Tekstslide

Goedemiddag!
Denk even aan:
  • Mobiel in de bak
  • Jas uit
  • Boeken op tafel
  • Tas op de grond

Slide 40 - Tekstslide

Dagopening

Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk controleren
Opdracht 2 t/m 13

Slide 42 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken opdrachten: 14 en 15A (Cursus 2.4)
Maken topografie (Blz. 78)

Slide 43 - Tekstslide

Afsluiting
  • Hoe ging de les?

  • Wat kon beter?

  • Waar gaan we de volgende les mee verder?

Slide 44 - Tekstslide