Making questions and negatives

questions and negatives
Goal for this class:
I know how to make questions and negatives in the present and past tense and I can use this corrrectly in an English sentence
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

questions and negatives
Goal for this class:
I know how to make questions and negatives in the present and past tense and I can use this corrrectly in an English sentence

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is this sentence correct....?
Mary doesn't like working from home.
A
yes
B
no

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is this sentence correct...?
We didn't worked hard for this test.
A
yes
B
no

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Turn this sentence into a question...
Laura and James have been married for two years.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Turn this sentence in to a negative...
Jack wants to go on a long vacation.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Turn this sentence in to a question...
My parents will help you figure it out.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
John is a nice guy.
Is John a nice guy?
John isn't a nice guy.

They worked hard yesterday.
Did they work hard yesterday?
They didn't work hard yesterday.

Slide 7 - Tekstslide

uitvragen: wat is verschil in maken van vragen en ontkenningen?
Hulpwerkwoord / to be

Will you help me, please?
Can you close the window for me, John?
We cannot work together on this task.
I wouldn't go there if I were you.

Of niet?

John didn't like his old bike.
I don't like these type of books.
Do your parents want to come over tonight?
Did Sheila really say that?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1 
Beslis of de zin een hulpwerkwoord heeft of niet.

Hulpwerkwoorden:
 am, is, are, was, were
 has, have, had (alleen bij perfect tense)
 can, could, may, might, should,
    would, must, will, etc. 
Tip: als er twee werkwoorden achter elkaar staan is er sprake van een hulpwerkwoord!


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen hulpwerkwoord
Gebruik een vorm van do om de vraag of ontkenning te maken


?
x
present simple
do
I/you/we/ they
don't 
does
he/she/it
doesn't
past simple
did
didn't

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen hulpwerkwoord
My brother likes to ride his motorcycle.
Does your brother like...
My brother doesn't like...

Let op!!! na een vorm van 'do' hele werkwoord!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wel hulpwerkwoord?
voor vragen: draai hulpwerkwoord en onderwerp om
 - You have seen me at my worst.
- Have you seen me at my worst?

Voor ontkenningen: zet nog achter het hulpwerkwoord
- I would love some chocolate.
- I wouldn't love some chocolate

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Make the question...
No, I don't like hanging out at the mall.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

write the negative....
I saw the latest Bond film yesterday.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies