PC 21 | Europese Unie

PC 21 | Europese Unie
Aardrijkskunde
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

PC 21 | Europese Unie
Aardrijkskunde

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet hoe de Europese Unie is ontstaan.
  • Je weet wat de doelen zijn van de Europese Unie.
  • Je kunt de voor- en nadelen opnoemen van de interne markt.
  • Je weet welke regionale economische verschillen er zijn en kunt deze verklaren.
  • Je weet welke migrantenstromen er zijn binnen Europa en kunt deze verklaren.
  • Je kunt uitleggen hoe ontgroening kan leiden tot vergrijzing.

Slide 2 - Tekstslide

7

Slide 3 - Video

00:31
Naar welke stad denk jij dat Nizar aan het rijden is?
A
Berlijn
B
Brussel
C
Straatsburg
D
Kopenhagen

Slide 4 - Quizvraag

00:58
Waar proberen de Europese landen met elkaar samen te werken?
A
Tweede Kamer
B
Kamer van Koophandel
C
Europees Parlement
D
Beurs van Berlage

Slide 5 - Quizvraag

02:26
De samenwerking begint in 1951 en de landen maken
dan afspraken over 2 belangrijke grondstoffen.
Welke grondstoffen zijn dit?
Weet je ook nog waarom deze grondstoffen zo belangrijk waren in die tijd? Schrijf op!

Slide 6 - Open vraag

03:22
Wat was de naam van het Nederlandse geld voordat de € euro werd ingevoerd?
A
Nederlandse Franken
B
Nederlandse Gulden
C
Nederlandse Kronen
D
Nederlandse Lira's

Slide 7 - Quizvraag

03:34
Ben jij vóór of tegen de €uro?
A
Voor
B
Tegen

Slide 8 - Quizvraag

05:18
Ben je voor of tegen
Europese samenwerking?
Voor
Tegen
Voor, maar...
Tegen, maar...

Slide 9 - Poll

02:26
Waarom wilde verschillende Europese landen met elkaar samenwerken?

Slide 10 - Open vraag

Europese eenwording
  • 1946 - 1951: Na een eeuw vol oorlogen en economische crisissen, besloot een aantal Europese landen te gaan samenwerken. 
  • 1951: Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS) wordt opgericht door België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en West-Duitsland. Het doel was om in de toekomst oorlog te voorkomen en meer welvaart te creëren.
  • 1957: De samenwerking wordt uitgebreid en de EGKS gaat de Europese Economische Gemeenschap (EEG) heten.op.  
  • De EEG zou later uitgroeien tot de Europese Gemeenschap (EG) en weer wat later tot de huidige Europese Unie (EU).
  • In eerste instantie voegen landen in Noord- en West-Europa zich toe aan de samenwerking. 
  • De landen in Zuid-Europa volgden in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, nadat de dictatuur er was beëindigd. 
  • Vanaf 2004 sloten zich dertien landen uit Centraal- en Oost-Europa aan nadat daar een einde was gekomen aan (burger)oorlogen of het communisme. 
  • In 2019 zijn er 28 landen aangesloten bij de Europese Unie. 
  • Sinds 2021 is het Verenigd Koninkrijk geen lid meer van de EU en bestaat deze dus nog uit 27 landen.

Slide 11 - Tekstslide

Eenheid?
"United in Diversity"
  • Diversiteit in multicultureel Europa
  • Eenheid op economisch en politiek vlak
Maar de EU is vooral een economisch machtsblok geworden. Naast personen mogen ook goederen, diensten en geld mogen zonder controle de grens over dit wordt de interne markt genoemd. Gemeenschappelijke afzetmarkt van ruim 500 miljoen mensen en de meeste landen betalen met de €uro.

Schengenlanden: Landen die de onderlinge grenzen hebben opgeheven en hebben gezamenlijke afspraken over visumbeleid, asielbeleid en de samenwerking tussen politie en justitie.

Slide 12 - Tekstslide

Of toch geen eenheid?
  • Grote verschillen tussen de relatief rijkere lidstaten in het noorden en westen en de relatief armere lidstaten in het oosten en zuiden.

  • Een inwoner van Duitsland verdient maandelijks gemiddeld ongeveer drie keer meer dan de oosterbuur in Polen. 

  • Ook als het gaat om de verdeling van de beroepsbevolking in de primaire (landbouw en visserij), secundaire (industrie) of de tertiaire (diensten) sectoren, zie je grote verschillen in de landen van de EU.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Migratie
  • Oorzaak: Vanwege de ruimtelijke verschillen binnen de EU (continentaal schaalniveau)...
  • Gevolg: ...ontstaan er migratiestromen binnen de grenzen van de EU. 
  • Vooral vanuit het oosten van Europa vertrekken mensen richting het westen om er te werken.

  • Oorzaak: Het zijn vooral jongeren die migreren. Er is sprake van selectieve migratie.
  • Gevolg: In de vertrekgebieden wordt het aandeel ouderen steeds groter. In sommige plattelandsgebieden in Bulgarije of Roemenië wonen nauwelijks nog jongeren.

  • Omdat er ook nog eens minder kinderen worden geboren, neemt het aandeel jongeren nog verder af (ontgroening). Dit zorgt gelijktijdig voor vergrijzing.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Vergrijzing en ontgroening
  • Natuurlijke bevolkingsgroei
    (geboortecijfer - sterftecijfer = geboorteoverschot / sterfteoverschot)
  • Sociale bevolkingsgroei
    (immigranten - emigranten = vestigingsoverschot / vertrekoverschot)
Bevolkingsgroei is dus de som van de natuurlijke bevolkingsgroei + de sociale bevolkingsgroei

  • Vergrijzing = groei in verhouding 65+'ers in een land
  • Ontgroening = daling in verhouding aantal jongeren onder de 20 jaar in een land
Als er veel jongeren uit een gebied vertrekken wordt het aandeel 65+'ers groter.
Dus: ontgroening kan leiden tot vergrijzing.

Slide 17 - Tekstslide

Economische migratie
Economische migratie = verhuizen om economische redenen

Arbeidsmigratie = Economische migranten die hun land verlaten door gebrek aan geld en werk

Seizoenmigratie = Arbeidsmigranten die maar enkele weken of maanden blijven

Kennismigranten = Economische migranten die vanwege hun kennis naar een land komen

Braindrain = Kennis die men in een land goed kan gebruiken, vertrekt naar een ander land


Slide 18 - Tekstslide

Economische sytemen             B
De manier waarop in een staat de productie van goederen geregeld is, noem je het economische systeem.

In een kapitalistisch land wordt de productie geleid door particuliere ondernemers. Elke ondernemer bepaalt voor zijn eigen onderneming wat er geproduceerd wordt en hoeveel. Omdat hij zijn producten wil verkopen, produceert hij de goederen en diensten waar een markt voor is. Het kapitalistische productiesysteem wordt daarom ook wel aangeduid als vrijemarkteconomie.

In een communistisch land heeft een partij alle macht. Dat is de communistische partij. Die partij regelt alles in het land. Ook de productie wordt centraal geleid door de staat. Er zijn geen vrije ondernemers. Bedrijven zijn eigendom van de staat. Een afdeling op een ministerie maakt voor elk bedrijf een productieplan. Het communistische productiesysteem wordt daarom ook wel aangeduid als planeconomie.


Slide 19 - Tekstslide

Economische machtsblokkenB
In de wereld zijn er gebieden die economisch sterk zijn. Er worden veel goederen geproduceerd en er is een grote, koopkrachtige markt. Voorbeelden:
  • EU - Europese Unie
  • NAFTA - North American Free Trade Agreement - Verenigde Staten, Canada en Mexico
  • ASEAN - Association of Southeast Asian Nations - Tien Zuidoost-Aziatische landen

De economische machtsblokken zijn gunstig voor de eigen bevolking, maar ongunstig voor de landen erbuiten. Vooral de landen in de periferie krijgen weinig kans om hun producten op de grote rijke markten te verkopen. Om deze situatie te verbeteren, wordt er tussen de landen van de wereld veel vergaderd. De World Trade Organization (WTO) voert veel overleg hierover.

Daarnaast zijn er verschillende organisaties die landen in de periferie helpen, zoals Fairtrade original (fair trade = eerlijke handel). Fairtrade original verkoopt producten uit de periferie in winkels in rijke landen en zorgt voor een goede prijs voor de boeren.

Slide 20 - Tekstslide

Economische integratie           B
Europese landen hebben veel oorlogen met elkaar gevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog proberen de regeringen de vrede te bewaren door met elkaar samen te werken. De belangrijkste Europese organisatie daarvoor is de EU, waarin 27 landen samenwerken. Het verhogen van de welvaart is ook een belangrijk doel van de EU.

Je kunt alleen goed samenwerken als je het met elkaar eens bent. Daarom zijn veel wetten en regels in de EU-landen gelijk gemaakt en zijn de tariefmuren tussen landen afgebroken. Verder is er in 18 EU-landen een munt in gebruik: de euro. De ontwikkeling om in Europa tot meer eenheid te komen, noem je Europese integratie. Sommige landen of regio’s binnen landen willen juist minder samenwerking en meer zelfbestuur. Voorbeelden van regio’s waar dit speelt zijn het Verenigd Koninkrijk in de EU met de Brexit en Catalonië in Spanje.

Slide 21 - Tekstslide