Paragraaf 3.2 - Waarvoor zou je sparen?

Leg in je eigen woorden uit wat chartaal geld is en wat giraal geld is
Zorg dat je jouw antwoord ergens noteert. We gaan dit zo bespreken!
Kom je er niet uit? Gebruik je boek om het antwoord op te zoeken!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leg in je eigen woorden uit wat chartaal geld is en wat giraal geld is
Zorg dat je jouw antwoord ergens noteert. We gaan dit zo bespreken!
Kom je er niet uit? Gebruik je boek om het antwoord op te zoeken!

Slide 1 - Tekstslide

3.2 - Waarvoor zou je sparen?
Fioretti College
Pincode 3 vmbo gt

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg paragraaf 3.2
  • Maken opdrachten paragraaf 3.2

  • Als ik aan het woord ben, is iedereen stil
  • Heb je een vraag? Wil je iets zeggen? Steek je hand/vinger   op

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je welke spaarmotieven je kunt hebben
  • weet je welke verschillen er in spaarrekeningen zijn
  • weet je hoe je enkelvoudige rente berekent
  • weet je hoe je samengestelde interest berekent
  • weet je wat het gevolg van is inflatie voor je spaargeld

Slide 4 - Tekstslide

Spaarmotieven
  • Spaarmotieven = redenen om te sparen

  • Sparen voor een doel -> over een tijdje
     iets duurs willen kopen
  • Sparen uit voorzorg -> incidentele uitgaven
  • Sparen voor de rente -> extra inkomsten

Slide 5 - Tekstslide

Verschillen in spaarrekeningen
  • Sparen = een deel van je inkomen niet uitgeven -> Op spaarrekening zetten
  • Variabele rente -> bank kan de rente elk moment aanpassen.
     Geld is vrij opneembaar (opnemen wanneer je wilt)
  • Spaardeposito -> voor afgesproken tijd tegen vaste rente
     Rente blijft de hele periode hetzelfde. Geld kan niet tussentijds worden opgenomen

Slide 6 - Tekstslide

Enkelvoudige rente
  • Rente wordt na afloop van ieder jaar apart uitgekeerd
  • Enkelvoudige interest =
     Rentepercentage : 100 x spaarbedrag
  • Voorbeeld
     Je zet €2.000 op een spaarrekening tegen een enkelvoudige rente van   3% per jaar. Hoeveel rente ontvang je na jaar één?
  • 3 : 100 x 2.000 = €60

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen maar!
Maak oefenopgave 1 van het oefenblad.
We gaan deze zo bespreken.
Zorg dat je de oefenopgave hebt gemaakt, iedereen kan dadelijk bevraagd worden!
timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Samengestelde rente
  • Rente op rente -> je krijgt rente over het spaarbedrag plus de rente van   het voorgaande jaar
  • Samengestelde rente =
     rentepercentage : 100 x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)
  • Voorbeeld
     Je zet €2.000 op een spaarrekening tegen een samengestelde rente van   3% per jaar. Hoeveel is je spaargeld waard na twee jaar?

Slide 9 - Tekstslide

Samengestelde rente
  • Voorbeeld
     Je zet €2.000 op een spaarrekening tegen een   samengestelde rente van 3% per jaar. Hoeveel is je   spaargeld waard na twee jaar?
  • Rente jaar één = 3 : 100 x 2000 = €60
  • Rente jaar twee = 3 : 100 x (2000 + 60) = €61,80
  • Waarde spaargeld = 2000 + 60 + 61,60 = €2121,80

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen maar!
Maak oefenopgave 2 van het oefenblad.
We gaan deze zo bespreken.
Zorg dat je de oefenopgave hebt gemaakt, iedereen kan dadelijk bevraagd worden!
timer
3:00

Slide 11 - Tekstslide

Samengestelde rente berekenen met groeifactor

  1. Maak van het rentepercentage een decimaal getal (: 100)
  2. Het decimale getal + 1 = groeifactor
  3. Spaartegoed na één jaar = bedrag x groeifactor
    Spaartegoed na twee jaar =
    bedrag x groeifactor x groeifactor

Slide 12 - Tekstslide

Samengestelde rente berekenen met groeifactor

Voorbeeld
Wat is de groeifactor als het rentepercentage 5% is?
  1. van rentepercentage naar decimaal getal = 5 : 100 = 0,05
  2. Decimale getal + 1 = 0,05 + 1 = 1,05

Slide 13 - Tekstslide

Samengestelde rente berekenen met groeifactor

Voorbeeld
Groeifactor = 1,05
Je zet €3.000 op een spaarrekening waarbij de jaarlijkse rente 5% is. Hoeveel is je spaargeld waard na drie jaar?
  • 3.000 x 1,05 x 1,05 x 1,05 = €3.472,88

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen maar!
Maak oefenopgave 3 van het oefenblad.
We gaan deze zo bespreken.
Zorg dat je de oefenopgave hebt gemaakt, iedereen kan dadelijk bevraagd worden!
timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Maak alle opdrachten van paragraaf 3.2
  • Huiswerk voor volgende les!

  • Heb je een vraag? Steek je hand/vinger op!
  • Je ruimt niet op voordat de bel is gegaan of voordat je   toestemming hebt
  • Ben je klaar? Laat je werk controleren door de docent! 

Slide 16 - Tekstslide