Paragraaf 1.3 Ontwikkeling in verschillende snelheden

Weet je nog paragraaf 2?
Bespreken paragraaf 3: Ontwikkeling in verschillende snelheden.
* Arm en rijk
* Interne oorzaken
* Externe oorzaken.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Weet je nog paragraaf 2?
Bespreken paragraaf 3: Ontwikkeling in verschillende snelheden.
* Arm en rijk
* Interne oorzaken
* Externe oorzaken.

Slide 1 - Tekstslide

Handelskolonialisme
Exploitatiekolonialisme

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is dekolonisatie?
A
Onafhankelijk worden van kolonies
B
Kolonies veroveren
C
Kolonies ontwikkelen zich
D
Vorm van imperialisme

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer begon de dekolonisatie?
A
Na de 1e wereldoorlog
B
Na de 2e wereldoorlog
C
Toen we ook een televisie kregen
D
De dekolonisatie is nog niet begonnen

Slide 4 - Quizvraag

De VS
Sovjet-Unie
Planeconomie
Kapitalisme             
Communisme
Vrijemarkteconomie
Democratie             
Dictatuur            

Slide 5 - Sleepvraag

Begrippenlijst aanvullen:
* natuurlijke hulpbronnen, 
* politieke systeem, 
* democratie, 
* bevolkingsgroei ( natuurlijke en sociale ), 
* welvaart, 
* investeerders, 
*kolonie,
* exploitatie-kolonieën en vestigings-kolonieën.

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. je weet een aantal interne en externe oorzaken voor verschil in ontwikkeling te noemen
  2. je begrijpt dat in- en externe oorzaken van armoede met elkaar samenhangen
  3. je kunt door het vergelijken van kaarten aantonen dat een land arm is

Slide 7 - Tekstslide

Waarom zijn sommige landen rijk en andere arm?
De oorzaken moet je soms zoeken:
 in het land zelf (interne oorzaken) en 
soms erbuiten (externe oorzaken)

Wanneer in een land veel negatieve factoren samenvallen, is de kans op armoede onder de bevolking groter.

Slide 8 - Tekstslide

Interne oorzaken; binnen het land zelf.
  1. Natuurlijke oorzaken
  • ontwikkelingskansen: er is voldoende vruchtbare grond, goed klimaat, natuurlijke hulpbronnen, niet te bergachtig en voldoende neerslag.
  • ligging: een goed bereikbaar land ( infrastructuur, grenzend aan zee ) heeft meer kansen dan een land omringd door andere landen

Slide 9 - Tekstslide

Interne oorzaken; binnen het land zelf.
2. Menselijke oorzaken
  • politieke systeem: corruptie en slecht bestuur is niet goed voor een land. Een sterke overheid zorgt voor rust!
  • bevolkingsopbouw: arme landen veel jongeren en rijke landen vergrijzing. Ideaal is een goede mix
  • mate van ongelijkheid.

Slide 10 - Tekstslide

Extra omschrijving.
Bij: Interne oorzaken: onder menselijke factoren valt 
o.a. het politieke systeem
Het politieke systeem is de wijze waarop het land wordt bestuurd.
 Arme landen worden slecht bestuurd, zijn weinig democratisch en worden gekenmerkt door corruptie, vriendjespolitiek en onvrijheid.

Slide 11 - Tekstslide

Extra omschrijving:
Bij interne oorzaken: valt onder menselijke factoren: de mate van ongelijkheid
Als een land zich economisch ontwikkelt, neemt de sociale ongelijkheid toe. Sommige groepen profiteren meer van de groeiende welvaart dan andere. Sociale ongelijkheid druk je uit met de Gini-coëfficiënt. Grote ongelijkheid in combinatie met een grote groep jongeren zonder uitzicht op werk, kan leiden tot ernstige sociale onrust in een land.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Extra info bij interne oorzaken valt onder
menselijke factoren: de
bevolkingsgroei en leeftijdsopbouw
Het geboortecijfer daalt wereldwijd, maar in de arme landen groeit de bevolking nog snel. Het nadeel daarvan is, dat het bnp sterk moet groeien om de welvaart per persoon te laten stijgen. Rijke landen hebben juist te maken met vergrijzing. Ook dat tast op den duur de welvaart aan, want een krimpende beroepsbevolking moet dan het geld verdienen voor een groeiende groep bejaarden. Ideaal is een leeftijdsopbouw met een grote, jonge beroepsbevolking die goed is opgeleid.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Externe oorzaken Hierbij gaat het om het soort relatie dat een ontwikkelingsland heeft met de rijke landen.
1. Koloniaal verleden
  • exploitatie kolonie: leveren van grondstoffen en landbouwproducten aan het moederland
  • vestigingskolonie: kolonisten gingen in het land wonen
2. rol land in de wereldeconomie
  • goede/gunstige ligging zodat mno's zich er gaan vestigen

Slide 16 - Tekstslide

Externe oorzaken:
1: Koloniaal verleden
Veel arme landen van nu waren vroeger koloniën. Hun rol was het exporteren van grondstoffen, landbouwproducten en later ook laagwaardige industriegoederen naar de moederlanden. Die rol spelen ze nog steeds. Nadeel is dat je hiermee veel minder verdient dan met de productie van hoogwaardige industrieproducten en diensten zoals de rijke landen doen.

Slide 17 - Tekstslide

Externe oorzaken:
2: Rol van een land in de wereldeconomie
De globalisering heeft voor mno's de wereld geopend. Of zij investeren in een land hangt af van economische (bijv. hoogte van het loon) en politieke (bijv. betrouwbare overheid) factoren. Landen in de periferie die niet aantrekkelijk zijn voor buitenlandse investeerders, moeten zich op eigen kracht ontwikkelen en dat is niet eenvoudig.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Wat is geen interne menselijke oorzaak voor armoede?
A
vruchtbaar land
B
dictatuur
C
sociale ongelijkheid
D
hoge bevolkingsgroei

Slide 21 - Quizvraag

Stelling 1: Rijke landen hebben te maken met vergrijzing.
Stelling 2: Bbp heeft te maken met het gemiddelde inkomen van de mensen in een land.
A
Stelling 1: waar. Stelling 2: waar.
B
Stelling 1: niet waar. Stelling 2: niet waar.
C
Stelling 1: waar. Stelling 2: niet waar.
D
Stelling 1: niet waar. Stelling : waar.

Slide 22 - Quizvraag

Noem 3 redenen waarom een mno in een land zich zal vestigen.

Slide 23 - Open vraag

Er komt een sleepvraag aan.
Mno's laten de keuze voor de vestigingsplaats van hun bedrijf afhangen van tal van verschijnselen. 
Sleep de verschijnselen naar de juiste factor:
 1: fysisch factor (= vanuit natuurlijk oogpunt gezien), 
2: economische factor  (= vanuit de economie/geldzaken) gezien  of,
 3: politieke factor (= vanuit de bestuurlijke kant gezien) factor.

Slide 24 - Tekstslide

Fysische factoren.
Economische factoren.
Politieke factoren.
Belastingvoordeel.
Bereikbaarheid.
Vakbekwaamheid beroepsbevolking.

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Aan de slag
* Lees bladzijde 12 en 13 van het leerboek nog eens door.
* Maak zelf een samenvatting en/of opdrachten uit het werkboek blz: 12 en 13,
* Kun je de leerdoelen beantwoorden?!
* Vul de begrippenlijst aan ( zie planner en tekstboek ).
* Neem de lesson-up nog een keer door en maak aantekeningen.
* Voorbereiden paragraaf 4 

Slide 28 - Tekstslide