ExamenvoorbereidingSprekenmetExamenboekje319BHCH

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 3

LESINHOUD

Examenboekje spreken doornemen

Tips voor een goede inleiding en een goed slot

Spreekexamen

Het examen spreken 1

• Het examen is een monoloog. Dat betekent dat jij praat en de andere persoon luistert.
• Het examen is het geven van een presentatie.
• Je praat tussen de 4 en 6 minuten: 2F
  
• Je praat tussen de 6 en 8 minuten: 3F
• Data: mei/juni

Het examen spreken 2

• Je krijgt een examenboekje waarin de opdracht staat (thuis voorbereiden).
• Je mag een briefje gebruiken met steekwoorden. Steekwoorden zijn de belangrijke woorden uit jouw presentatie. Je mag niet voorlezen!
• Aanwezigen: docent Nederlands, beoordelaar/opname, medekandidaten uit de klas

De beoordeling

De beoordelaars letten op:

• Samenhang
• Afstemming op het doel
• Afstemming op de gesprekspartner
• Woordenschat en woordgebruik
• Vloeiendheid en verstaanbaarheid
• Grammatica

Examenboekjes

De examenboekjes worden uitgedeeld.

Je krijgt deze maar een keer.

Tip: wees goed voorbereid

Deze voetballer had zijn dankwoordje

 niet zo goed voorbereid...

https:

Hoe bereid je je voor?

Hoe kan je een
onderwerp inleiden?

Onderwerp inleiden

Wees creatief!

Bespreek een situatie

Stel een vraag

Vertel een leuk verhaal (anekdote)

Start met een passende afbeelding

Hoe kan je een
onderwerp afsluiten?

Slot

Een zwart scherm is geen slot!

Sluit bijvoorbeeld af met een:

samenvatting

conclusie

terugblik

mening

Opdracht

Je krijgt zo een presentatie te zien. Beoordeel de presentatie op de punten waarop je ook in het spreekexamen wordt beoordeeld:

Samenhang

Afstemming op doel

Afstemming op publiek

Woordenschat/woordgebruik

Vloeiendheid

Verstaanbaarheid

Grammatica

https:

Spreekbeurt in een notendop

Onderwerp: 'Handhaving'

In 3 minuten tijd moet je minimaal 10 woorden noteren die je associeert met 'Handhaving'

Daarna houden jullie in tweetallen onvoorbereid een spreekbeurt van 1 á 2 minuten. Gebruik daarbij de genoteerde woorden.

Leerling A geeft een spreekbeurt aan leerling B. Leerling B kruist aan of leerling A

Houd in tweetallen onvoorbereid een spreekbeurt van 1 á 2 minuten. Gebruik daarbij de genoteerde woorden.

Leerling A geeft een spreekbeurt aan leerling B.

Leerling A krijgt 1 á 2 minuten de tijd om te spreken en zo veel mogelijk woorden van zijn lijst te gebruiken in een logisch verhaal.

Leerling B kruist aan welke woorden leerling A heeft gebruikt.

Na 2 minuten: welke woorden waren moeilijk in te passen en welke zijn goed gebruikt?