Uitleg regelmatige werkwoorden

THV2A
Miércoles, 30 de agosto
- vídeo
- start: voca blok 4.1 t/m 'alto'
- repasamos: los verbos regulares

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

THV2A
Miércoles, 30 de agosto
- vídeo
- start: voca blok 4.1 t/m 'alto'
- repasamos: los verbos regulares

Slide 1 - Tekstslide

Los pronombres personales

Slide 2 - Tekstslide

¡atención!
La chica (het meisje) = ella
El señor Perez (meneer Perez) = él 
los alumnos (de leerlingen) = ellos
Maria y yo (Maria en ik) = nosotros
Juan y tú (Juan en jij) = vosotros
Pablo y Manuel (Pablo en Manuel) = ellos

Slide 3 - Tekstslide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 4 - Sleepvraag

Hacemos:

ejercicio 1 + 2
blz 5+6 Extra boekje
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

El presente - verbos regulares

Slide 6 - Tekstslide

vervoeg: comer, vosotros
A
coméis
B
comes
C
comen
D
comed

Slide 7 - Quizvraag

vervoeg: vivir (ellos)
A
viven
B
vivís
C
vivan
D
vives

Slide 8 - Quizvraag

¿Dónde (vivir)_____tú?
A
vive
B
vives
C
vivo
D
vivís

Slide 9 - Quizvraag

vervoeg: él (trabajar)
A
trabajo
B
trabajas
C
trabajan
D
trabaja

Slide 10 - Quizvraag

Leren vervoegen met VERBUGA 
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

los deberes (13/9)
Hacer: ej 1-4 op blz 5+6 Extra boekje
Aprender: voca Wb 1B blz 31 blok 4.1 t/m 'alto'

Slide 12 - Tekstslide

Ser = zijn
Yo soy
Ik ben
eres
Jij bent
Él/ Ella/ Usted es
Hij/ Zij is / U bent
Nosotros somos
Wij zijn
Vosotros sois
Jullie zijn
Ellos/ Ellas/ Ustedes son
Zij zijn

Slide 13 - Tekstslide

thv2a

startopdracht: vocabulario 
nakijken: oef 4 extra boekje
herhaling: ser en estar
Bron A Capítulo 4

Slide 14 - Tekstslide

vocabulario
blok 4.1 t/m 'ahora' blz 31 WB

neem de woordjes nog een keer door en noteer de 5 moeilijkste woorden voor jezelf
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Ser y estar
                                        Ser = zijn                  Estar = zijn/zich bevinden



soy
eres
es
somos
sois
son
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 16 - Tekstslide

ser en estar
Zowel ser als estar betekenen 'zijn'. Maar estar betekent ook 'zich bevinden'. Je gebruikt estar dus bij plaatsbepalingen. Bijvoorbeeld: 
Ik ben hier - Estoy aquí 

Slide 17 - Tekstslide

hacemos:
Extra boekje
  • ejercicio 6, 7 y 8
  • klaar? Start dan met Bron A in je werkboek. Het TB vind je in SOM

Slide 18 - Tekstslide