Wat gaan wij leren vandaag?
- Je rekent de grootte van hoeken in meetkundige figuren uit door gebruik te maken van schuifsymmetrie.
Je benoemt wat een cirkel is en wat de eigenschappen zijn.
Je herkent eenvoudige figuren die zijn opgebouwd uit cirkels.
Je legt uit wat het woord 'straal' betekent.
Je wijst de straal aan, meet de straal op en tekent de straal in een cirkel.
Je benoemt wat het woord 'diameter' betekent.
Je wijst de diameter aan, meet de diameter op en tekent de diameter in een cirkel.
Je tekent een cirkel met een passer en je gebruikt de passer goed.
Je tekent het middelpunt en de middellijn in een cirkel.
Je tekent een cirkel met een gegeven diameter of straal.
Je berekent de omtrek en oppervlakte van een cirkel met behulp van het getal 3,14.