Examenopgaven zenuwstelsel/Zintuigen

Wat veroorzaakt depolarisatie?
Vraag 4 bijensterfte
A
Instroom K-ionen
B
Uitstroom K-ionen
C
Instroom Na
D
Uitstroom Na-ionen
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat veroorzaakt depolarisatie?
Vraag 4 bijensterfte
A
Instroom K-ionen
B
Uitstroom K-ionen
C
Instroom Na
D
Uitstroom Na-ionen

Slide 1 - Quizvraag

Welk proces wordt hierdoor direct onmogelijk gemaakt?
vraag 9 Insecten bestrijden met RNAi
A
Afgifte van neurotransmitters
B
Impulsgeleiding
C
Impulsoverdracht
D
Productie van neurotransmitters

Slide 2 - Quizvraag

Zal een tekort aan neurotransmitters leiden tot informatieproblemen leiden? De hielprik en PKU vraag 32
A
wel
B
niet

Slide 3 - Quizvraag

een verlaagde Ca2+-concentratie in de weefsels leidt tot informatieproblemen
A
Wel
B
Niet

Slide 4 - Quizvraag

een verminderde vorming van myeline leidt tot informatieproblemen
A
wel
B
niet

Slide 5 - Quizvraag

Informatie van smaakzintuigcellen wordt normaliter verwerkt in de
Zijn bittere spruitjes lekker? Vraag 28a
A
Grijze stof
B
Witte stof

Slide 6 - Quizvraag

Een bittere stof kan een reflexboog in gang zetten die via
Zijn bittere spruitjes lekker vraag 28b
A
de hersenstam
B
het ruggenmerg

Slide 7 - Quizvraag

Dit leidt tot impulsen in .... neuronen
Zijn bittere spruitjes lekker vraag 28c
A
motorische
B
sensorische

Slide 8 - Quizvraag

Wat betreft een moleculair niveau?
Koolmonoxidevergiftiging vraag 17
A
minder activiteit Na/K pompen
B
impulsgeleiding is geremd
C
motoreiwitten van de blaasjes werken niet meer
D
verminderde impuloverdracht

Slide 9 - Quizvraag

Waardoor kun je blind zijn aan één oog?
A
Beschadigd optisch chiasma
B
Beschadigde visuele schors
C
Beschadigde oogzenuw
D
Beschadigd netvlies

Slide 10 - Quizvraag

In het oor worden trillingen uit de lucht versterkt. In welk onderdeel van het oor gebeurt dit?
A
Het slakkenhuis
B
De oorschelp
C
De gehoorbeentjes
D
Het trommelvlies

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de functie van het evenwichtsorgaan?
A
het evenwichtsorgaan heeft een belangrijke functie bij het horen van geluiden
B
Het evenwichtsorgaan neemt waar wat de stand van het hoofd is
C
Het evenwichtsorgaan zorgt ervoor dat de delen van het oor op hun plek blijven zitten
D
Het evenwichtsorgaan zorgt ervoor dat je hoofd naar rechts of links beweegt

Slide 12 - Quizvraag

Als je een lens los zou halen uit het oog, is die dan bol of plat?
A
bol
B
plat

Slide 13 - Quizvraag

Kniepeesreflex. Via welke delen verlopen de impulsen?
Zintuigcellen --> Zenuwen --> .......... --> Zenuwen --> Spieren
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 14 - Quizvraag

Welke zintuigen gebruiken mechanische receptoren?
A
Gehoor en pijn
B
Temperatuur en tast
C
Evenwicht en tast
D
Smaak en gehoor

Slide 15 - Quizvraag

Met welke zintuigcel zie je kleuren?
En waar liggen deze zintuigcellen?
A
Kegeltjes - In het hoornvlies
B
Kegeltjes - In het netvlies
C
Staafjes - In het hoornvlies
D
Staafjes - In het netvlies

Slide 16 - Quizvraag

Zet in meest logische volgorde:
-impuls -prikkel -zintuig -hersenen-impuls -reactie
A
-prikkel-impuls-reactie-impuls-zintuig-hersenen
B
-impuls-hersenen-zintuig-prikkel-impuls-reactie
C
-zintuig-impuls-impuls-hersenen-prikkel-reactie
D
-prikkel-zintuig-impuls-hersenen-impuls-reactie

Slide 17 - Quizvraag

Hiernaast zie je het oog van iemand die
A
bijziend is.
B
verziend is.
C
blind is.
D
oudziend is.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noem je het boller en platter worden van de lens?
A
Adaptatie
B
Accomoderen
C
Scherpstellen
D
Aanpassen

Slide 19 - Quizvraag

Kunnen niet-adequate prikkels in een zintuigcel impulsen opwekken?

Zo ja, in welke gevallen?
A
Nee
B
Ja, niet-adequate prikkels wekken alleen impulsen op als ze zeer zwak zijn
C
Ja, niet-adequate prikkels wekken alleen impulsen op als ze zeer sterk zijn
D
Ja, niet-adequate prikkels wekken alleen impulsen op als de prikkelsterkte gelijk is aan die van adequate prikkels

Slide 20 - Quizvraag

Wat betreft een cellulair niveau?
A
Minder activiteit Na/K pompen
B
Impulsgeleiding is geremd
C
Neurotransmitter komt niet meer vrij
D
Verminderde impulsoverdracht

Slide 21 - Quizvraag