3A6: Herhaling bijvoeglijk naamwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Programme

Toets inzien

Bijvoeglijk naamwoord oefenen

Werkwoorden -re oefenen

Het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijwoord
4. voorzetsel

Welke van onderstaande woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden? (Meerdere antwoorden mogelijk)

1. lief
2. auto
3. spelen
4. Duitse

Het bijvoeglijk naamwoord

Standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud: -                                    grand

Vrouwelijk enkelvoud: + e                               grande

Mannelijk meervoud: + s                                 grands

Vrouwelijk meervrouw: + es                           grandes

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison

1. petit
2. petite
3. petits
4. petites

Vul de juiste vorm in:
les amis _____________________

1. américain
2. américaine
3. américains
4. américaines

Vul de juiste vorm in:
une personne __________________

1. élégant
2. élégante
3. élégants
4. élégantes

Vul de juiste vorm in:
la mer ___________________ (bleu)

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)

Vul de juiste vorm in:
Laura est _________________ (heureux)

Vul de juiste vorm in:
La semaine _____________ (dernier)

Vul de juiste vorm in:
Les mères _________________ (actif)

Vul de juiste vorm in:
la ______________ grand-mère

1. vieux
2. vieille
3. veielle
4. vieilles

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain

1. nouveau
2. nouvelle
3. nouveaux
4. nouvelles

Vertaal:
J'ai deux (mooie) _________ sœurs.

Vertaal:
Le prof porte un pantalon (wit) _______

Vertaal:
La voiture est très (oud) _____________

Vertaal:
C'est une (lange) _________ route pour aller à Paris.

Stappenplan toets

Op de toets wordt niet verteld of een bijvoeglijk naamwoord regelmatig of onregelmatig is: hier moet je zelf achter komen. Ook moet je er zelf achter komen of je moet kiezen voor mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud. 

Ga in de opdracht als volgt te werk:

Stappenplan toets

Stap 1: bepaal of het zelfstandig naamwoord waarover het bijvoeglijk naamwoord iets zegt m.ev., v.ev., m.mv. of v.mv. is

Stap 2: check of het bijvoeglijk naamwoord niet tot de 2 uitzonderingsgroepen behoort. Nee? Dan standaardregel.

Stap 3: kies op basis van deze informatie de juiste vorm

Stappenplan: voorbeeld 1

Voorbeeld: "Les filles sont (actif) _________________"

Stap 1: M. ev. / Vr. ev. / M. mv. / Vr. mv?                              

Stap 2: Is het een uitzondering?

Stap 3: Kies de juiste vorm

Stappenplan: voorbeeld 2

Voorbeeld: "Paris est une ville (français) _______________________"

Stap 1: M. ev. / Vr. ev. / M. mv. / Vr. mv?

Stap 2: Is het een uitzondering?

Stap 3: Kies de juiste vorm

Vul de juiste vorm in:
"J'ai une (bon) _____________ idée!"

Vul de juiste vorm in:
Paul a un vélo (vert) _______________

Vul de juiste vorm in:
Il parle la langue (italien) ___________

Vul de juiste vorm in:
Ils sont très (vieux) _____________

Vul de juiste vorm in:
Je mange dans un (nouveau) __________________ restaurant.

Vul de juiste vorm in:
C'est une région (dangereux) ___________________

Bonne chance demain!

Veel succes morgen!

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord (nieuw)

Un film intéressant.

Normaal staan de bijvoeglijk naamwoorden in het FA achter het zelfstandig naamwoord.

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Maar...

De volgende komen ervóór:

bijv. nw. die ervoor komen

Kies de juiste volgorde:
Léa est une ___.

1. jolie fille
2. fille jolie

Kies de juiste volgorde:
Et Jules est un ___.

1. garçon beau
2. beau garçon

Kies de juiste volgorde:
Je suis une ___.

1. fille française
2. française fille

Kies de juiste volgorde:
Elle porte un ___

1. pantalon noir
2. noir pantalon

Verbe régulier 

-re

répondre (antwoorden)

rendre (teruggeven)

entendre (horen)

perdre (verliezen)

vendre (verkopen)

attendre (wachten)

Le verbe régulier en -re

1. Stam van het werkwoord [ => -re]

2. Zet de juiste uitgang er achter

voorbeeld: attendre = wachten

uitgangen: s, s, -, ons,
           ez,ent

Regelmatige werkwoorden 

op -re

Je

Tu

Il

Nous

Vous

Ils

s

s

-

ONS

EZ

ENT

jij verkoopt (vendre)

1. tu vends
2. tu vendre
3. il vend
4. tu as vendu

wij wachten (attendre)

1. vous attendez
2. nous attendons
3. nous attendions
4. ils attendent

hij antwoordt

1. il répond
2. vous répondez
3. il réponds
4. ils répondent

vertaal: zij horen (entendre)

passé composé

werkwoord - er (chanter)

J'ai chanté

tu as chanté

il/elle a chanté

nous avons chanté

vous avez chanté

ils/elles ont chanté

passé composé

werkwoord -re (répondre)

J'ai répondu

tu as répondu

il/elle a répondu

nous avons répondu

vous avez répondu

ils/elles ont répondu

passé composé

werkwoord - er (chanter)

J'ai chanté

tu as chanté

il/elle a chanté

nous avons chanté

vous avez chanté

ils/elles ont chanté

passé composé

werkwoord -re (répondre)

J'ai répondu

tu as répondu

il/elle a répondu

nous avons répondu

vous avez répondu

ils/elles ont répondu

De passé composé

werkwoorden:

- ER --> é  (j'ai écouté)

- IR -->   i   (j'ai fini)

- RE --> u

De passé composé

(perdre) Il a perdu= hij heeft verloren

Let op! Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -re eindigt dus op -u: 

attendu - entendu - rendu

ik heb gewacht (attendre)

1. je suis attendu
2. j'ai attendu
3. tu as attendu
4. j'ai attendre

wij hebben verloren (perdre)

1. vous avez perdu
2. ils ont perdu
3. nous avons perdu
4. nous sommes perdu

hij heeft geantwoord (répondre)

Meer oefenen?

- Bekijk de uitlegvideo's in GL Online

- Slim Stampen

- Oefentoets/Bilan