Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
spelling werkwoorden pvtt, pvvt, vd, od en bn
Dag allemaal: Een mooi 2022!
1 / 31
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
31 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Dag allemaal: Een mooi 2022!
Slide 1 - Tekstslide
Dinsdag 11 januari 2022
Slide 2 - Tekstslide
Deze les:
teruggeven boekopdracht 1
Invullen link van boek 1
data spreekbeurten boek 2
herhalen werkwoordspelling
werken aan boekopdracht 2
Slide 3 - Tekstslide
Let op:
De data kunnen nog worden gewijzigd aangezien ik niet weet welk lesuur gaat vervallen! Ik probeer zoveel mogelijk de week aan te houden.
Bij ziekte of quarantaine pas ik de datum aan.
Slide 4 - Tekstslide
Data spreekbeurten klas g1b
Ma 17 jan Silke, Niels K
Di 18 jan Sanna, Luuk
Wo 19 jan Vera, Paul
Ma 24 jan Sara, Filip
Di 25 jan Marit, Thijs
Wo 26 jan Madelief S, Xander
Ma 31 jan Madelief V, Siem
Di 1 feb Anne, Loïs
Wo 2 feb Sieske, Raf
Ma 7 feb Niels S, Jen
Di 8 feb Jackie, Aniek
Wo 9 feb
Ma 14 feb inhaal
Di 15 feb inhaal
Wo 17 feb inhaal
Slide 5 - Tekstslide
Duur van de spreekbeurt:
Minimaal 5 minuten - maximaal 7 minuten
Slide 6 - Tekstslide
Data spreekbeurten klas h1b
Ma 17 jan
Di 18 jan Eldana, Finn
Wo 19 jan Riva, Séamus
Vrij 22 jan Kars, Nova
Ma 24 jan Lana, Pepijn
Wo 26 jan Nora-Claire, Simon
Vrij 28 jan Gisele, Odin
Ma 31 jan Anouk, Matijn
Wo 2 feb Josefine, Rubén
Vrij 4 feb Lisa, Tim
Ma 7 feb Jasmijn, Charlotte
Wo 9 feb Olivia, Loek
Vrij 11 feb Ella-Luz, Senne
Ma 14 feb Donna-Camilla, Vera
wo 16 feb Isabelle
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
lesdoelen:
Je kent de regels van de verschillende werkwoordsvormen.
Je oefent met de verschillende werkwoordsvormen.
Slide 9 - Tekstslide
Welke werkwoordsvorm(en) zoek je als eerst als je een werkwoord goed op wilt schrijven?
Slide 10 - Open vraag
hulpmiddel: lopen
ik-vorm
ik-vorm + t
hele werkwoord
persoonsvorm
tegenwoordige tijd (
pvtt
)
Slide 11 - Tekstslide
Wanneer (vertellen)..... hij een mop?
A
vertelt
B
verteld
C
verteldt
Slide 12 - Quizvraag
(Houden)....jij ook zo van chocolade?
A
houd
B
houdt
C
Slide 13 - Quizvraag
Waarom (worden)...jij kwaad, als hij zoiets (beweren)....?
A
word - beweert
B
wordt - beweerd
C
word - beweerd
D
wordt - beweert
Slide 14 - Quizvraag
hulpmiddel: 't-x kofschip
- Staat de laatste letter van
de
ik-vorm in 't'x kofschip,
dan plak je er
te(n)
achter.
- Staat het er niet dan plak je
de(n)
achter de ik-vorm
persoonsvorm
verleden tijd (
pvvt
)
Slide 15 - Tekstslide
De huishoudens (gebruiken).. vorig jaar meer energie.
A
gebruikte
B
gebruikten
C
gebruiktten
D
gebroken
Slide 16 - Quizvraag
De leerling (lachen)... en (proesten)... het uit.
A
lachtte, proeste
B
lachte, proeste
C
lachte, proestte
D
lachtte, proestte
Slide 17 - Quizvraag
Vorige week (beroven)... de criminelen de winkel.
A
beroofte
B
berooften
C
beroofde
D
beroofden
Slide 18 - Quizvraag
Hulpmiddel 't -x-kofschip
Ik heb....wandelen - gewandeld
Staat de laatste letter in
't-x kofschip, dan zet je een -
t
- aan het eind. Anders een -
d
-
Voltooid deelwoord (
vd
)
T
Slide 19 - Tekstslide
De klant heeft de rekening (betalen)...
A
betaalt
B
betaald
C
betaaldt
D
Slide 20 - Quizvraag
Ze hebben de oplichter helaas altijd (vertrouwen)...
A
vertrouwt
B
vertrouwd
C
vertrouwdt
D
Slide 21 - Quizvraag
Ik heb net de mop zojuist (verklappen)..
A
verklapt
B
verklapd
C
D
Slide 22 - Quizvraag
de handeling is nog bezig (=onvoltooid)
Je schrijft:
het hele werkwoord +
d
zwemmend
juichend
glimlachend gillend
onvoltooid deelwoord (
od
)
Slide 23 - Tekstslide
(Brullen)... rende de peuter naar huis.
A
brullen
B
brullend
C
brulde
D
brullent
Slide 24 - Quizvraag
De leerling vertelde (snikken)... zijn kant van het verhaal.
A
snikte
B
gesnikt
C
snikkent
D
snikkend
Slide 25 - Quizvraag
Het staat altijd voor een
zelfstandig naamwoord
en
zegt er wat van.
hele werkwoord + d(e)
De
brullende
leeuw
.
bijvoeglijk naamwoord van een od
(
bn
)
Slide 26 - Tekstslide
Het staat altijd voor een
zelfstandig naamwoord
en
zegt er wat van.
Je schrijft het zo eenvoudig
mogelijk. Alleen twee keer
een -
t
- of een -
d
- als dat
nodig is voor de uitspraak.
bijvoeglijk naamwoord van een vd
(
bn
)
het
gekookte
ei
Slide 27 - Tekstslide
De (witten)...plafonds
A
gewite
B
gewitte
C
gewiten
D
gewitten
Slide 28 - Quizvraag
De (verwachten)...uitkomst
A
verwachte
B
verwachtte
C
D
Slide 29 - Quizvraag
Fluisterend vertelde zij de schokkende gebeurtenissen.
A
fluisterend od, schokkende od
B
fluisterend bn schokkende bn
C
fluisterend od schokkende bn
D
fluisterend bn schokkende od
Slide 30 - Quizvraag
Zelf aan de slag:
Werk aan je PowerPoint presentatie of aan Studyflow!
Slide 31 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
les 4 paragraaf 2 andere werkwoorden
Augustus 2023
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Werkwoordspelling alle werkwoordsvormen
Maart 2024
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling alle werkwoordsvormen
Maart 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling alle werkwoordsvormen
Februari 2021
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
od, vd en bn
Januari 2023
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
spelling werkwoorden herhaling alle vormen klas 1
Maart 2021
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
V4 ML 23.1.
Januari 2023
- Les met
10 slides
Duits
WO
Studiejaar 4
Werkwoordspelling
Januari 2021
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3