In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
5.1 Bewegingen vastleggen
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Activiteit
Doel
Tijdsduur
-Introductie
Voorkennis activeren
15 min
-Bewegingen
Nieuwe leerdoelen introduceren
15 min
-Diagrammen
30 min
-Oefenen
Nieuwe leerdoelen verwerken
20 min
Slide 2 - Tekstslide
Introductie
Om een beeld te krijgen waar dit hoofdstuk over gaat, doen we een aantal introductie vragen.
Slide 3 - Tekstslide
Reken om: 1 cm =
A
100 m
B
10 m
C
0,1 m
D
0,01 m
Slide 4 - Quizvraag
Reken om: 0,25 m =
A
25 cm
B
2,5 cm
C
0,025 cm
D
0,0025 cm
Slide 5 - Quizvraag
Op een fietskaart staat dat de schaal 1: 30 000 is. Wat betekent dit?
A
Dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 30 cm is.
B
Dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 30 km is.
C
Dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 30 000 cm is.
D
Dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 30 000 m is.
Slide 6 - Quizvraag
Op weg naar school fiets je met een snelheid van 18 kilometer per uur. Wat betekent dat precies?
A
Dat je er een minuut over doet om 18 kilometer te fietsen.
B
Dat je er een seconde over doet om 18 kilometer te fietsen.
C
Dat je er een uur over doet om 18 kilometer te fietsen.
Slide 7 - Quizvraag
Op weg naar school fiets je met een snelheid van 18 kilometer per uur. Je moet 9 km fietsen om op school te komen. Hoelang doe je er over?
A
een half uur
B
één uur
C
twee uur
Slide 8 - Quizvraag
Waarom gebeuren er op besneeuwde en gladde wegen meer ongelukken dan op droge wegen?
A
Banden hebben meer grip op gladde wegen. Bij het remmen glijd je dan minder ver door.
B
Banden hebben minder grip op gladde wegen. Bij het remmen glijd je dan minder ver door.
C
Banden hebben minder grip op gladde wegen. Bij het remmen glijd je dan verder door.
Slide 9 - Quizvraag
Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?
Je kunt uitleggen op welke twee manieren je beweging kunt vastleggen.
Je kunt benoemen welke twee grootheden je moet weten om uit een video-opname of een stroboscopische foto de gegevens voor een plaats-tijddiagram te halen.
Je kunt een plaats-tijdtabel invullen.
Je kunt op een plaats-tijddiagram of (x,t)-diagram bij een tijdstip de bijbehorende plaats aflezen en omgekeerd.
Je kunt uitleggen wat afgelegde afstand is en welk punt het referentiepunt voor een beweging is.
Slide 10 - Tekstslide
Leg op een natuurkundige manier uit wat een beweging is.
Slide 11 - Open vraag
Bewegingen
Bewegingen gebeuren wanneer voorwerpen een kracht ondervinden.
Wanneer je een bal schopt, krijgt de bal een voorwaartse kracht van je been.
Wanneer je springt, duw je met je voeten tegen de grond aan, je krijgt dan een kracht naar boven.
Slide 12 - Tekstslide
Bewegingen kun je filmen door middel van een videocamera. Hoe werkt een videocamera?
Slide 13 - Open vraag
Bewegingen filmen
Camera’s kunnen video-opnames maken.
Video-opnames zijn niks anders dan een hoop foto’s achter
elkaar geplakt.
Dit betekent dat een camera heel snel foto’s moet maken.
De standaard camera maakt 30 foto’s per seconde.
Slide 14 - Tekstslide
Bewegingen filmen
In de media wordt het natuurlijk gebruikt om films en series te maken.
Bij sport wordt het gebruikt voor fotofinishes, als scheidrechters (VAR) of om bij atletiek te kijken hoe goed je sprongen zijn.
Slide 15 - Tekstslide
Stroboscopische foto’s
Bij een stroboscopische foto, laat je een hele beweging zien in 1 foto.
Dit doe je door de sluiter van de cameralens open te houden en een flikkerende lamp in een donkere kamer te zetten.
Of je maakt een video en plakt alle losse frames op elkaar.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Plaats-tijdtabel
Als je wilt weten op welke tijden de positie is van een bewegend voorwerp, kan je een plaats-tijdtabel maken.
Hierin zet je de plaats van een voorwerp op een bepaalde tijd.
Slide 18 - Tekstslide
Plaats-tijddiagram
Bij een plaats-tijddiagram (x,t-diagram), zet je een plaats-tijdtabel om in een grafiek.
Slide 19 - Tekstslide
Oefenen
Maak een plaats-tijdtabel van deze grafiek.
Slide 20 - Tekstslide
Oefenen
Wat voor beweging is Robin aan het doen?
Slide 21 - Tekstslide
Afgelegde afstand
De afgelegde afstand is hoeveel meter een beweging in totaal is geweest.
Wat is de afgelegde afstand van Robin na:
3 seconden?
6 seconden?
Slide 22 - Tekstslide
Oefeningen
Wie?
Zelfstandig of duo's in rust.
Wat?
Hoe?
Uit het boek
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 5 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Werken aan een ander vak
Hoofdstuk 5 Paragraaf 1:
1 t/m 8
Slide 23 - Tekstslide
Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt uitleggen wat afgelegde afstand is en welk punt het referentiepunt voor een beweging is.
Je kunt een plaats-tijdtabel invullen.
Je kunt op een plaats-tijddiagram of (x,t)-diagram bij een tijdstip de bijbehorende plaats aflezen en omgekeerd.
Je kunt benoemen welke twee grootheden je moet weten om uit een video-opname of een stroboscopische foto de gegevens voor een plaats-tijddiagram te halen.
Je kunt uitleggen op welke twee manieren je beweging kunt vastleggen.