H1.3: Ontwikkeling in verschillende snelheden

1.3 Ontwikkeling in verschillende snelheden
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.3 Ontwikkeling in verschillende snelheden

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
1. Herhalen vorige les
2. Lesdoelen bespreken
3. Filmpje ontwikkelingen
4. Uitleg paragraaf 3

Slide 2 - Tekstslide

Wat kenmerkt de periode van het handelskolonialisme (1500-1800)?
A
Koloniën werden gebruikt voor de aanvoer van grondstoffen zoals katoen en specerijen naar Europa
B
De Europese landen vestigden vooral militaire bases in de koloniën
C
Er was vooral sprake van vrijwillige migratie naar de koloniën voor werk
D
De koloniën waren volledig onafhankelijk van hun Europese moederlanden

Slide 3 - Quizvraag

Wat veranderde er in de periode van het industrieel kolonialisme (1800-1950)?
A
Europa gebruikte de koloniën alleen voor culturele uitwisselingen
B
Europese landen vestigden meer controle over het bestuur, onderwijs en de handel van de koloniën
C
De koloniën werden zelfstandig en onafhankelijk van Europa
D
Het belang van koloniën voor de Europese economie nam af

Slide 4 - Quizvraag

Welke van de volgende grondstoffen werd NIET massaal naar Europa vervoerd tijdens het handelskolonialisme?
A
Katoen
B
Suiker
C
Zilver
D
Aardolie

Slide 5 - Quizvraag

Hoe verschilde de handel in de periode van industrieel kolonialisme van die in handelskolonialisme?
A
De handel was gericht op het exporteren van Europese industriële producten naar de koloniën
B
Er was geen handel meer met de koloniën
C
De handel was uitsluitend binnen Europa zelf
D
Grondstoffen werden voornamelijk tussen kolonies uitgewisseld

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen 
- Je weet een aantal interne en externe oorzaken te noemen voor verschil in ontwikkeling
- Je begrijpt dat in- en externe oorzaken van armoede met elkaar samenhangen. 
- Je kunt door het vergelijken van verschillende kaarten aantonen dat een land arm is. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Waarom zijn landen arm?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Noem 3 natuurlijke redenen waarom Nederland rijk is?

Slide 11 - Open vraag

Waarom zijn sommige landen rijk en andere arm?
De oorzaken moet je soms zoeken:
 in het land zelf (interne oorzaken) en 
soms erbuiten (externe oorzaken)

Wanneer in een land veel negatieve factoren samenvallen, is de kans op armoede onder de bevolking groter.

Slide 12 - Tekstslide

Interne oorzaken voor armoede of rijkdom
1. Natuurlijke oorzaken
  • Natuur

 
  • Ligging

Let op
natuurlijke oorzaken zijn niet bepalend of een land arm of rijk is!

Spelen echter wel een rol...

Slide 13 - Tekstslide

Interne oorzaken; binnen het land zelf.
  1. Natuurlijke oorzaken
  • Ontwikkelingskansen: er is voldoende vruchtbare grond, goed klimaat, natuurlijke hulpbronnen, niet te bergachtig en voldoende neerslag.
  • Ligging: een goed bereikbaar land ( infrastructuur, grenzend aan zee ) heeft meer kansen dan een land omringd door andere landen

Slide 14 - Tekstslide

Interne oorzaken voor armoede of rijkdom
2. Menselijke oorzaken
  • Politiek systeem
  • Bevolkingsgroei en leeftijdsopbouw

Slide 15 - Tekstslide

Interne oorzaken; binnen het land zelf.
2. Menselijke oorzaken
  • Politieke systeem: corruptie en slecht bestuur is niet goed voor een land. Een sterke overheid zorgt voor rust!
  • Bevolkingsopbouw: arme landen veel jongeren en rijke landen vergrijzing. Ideaal is een goede mix

Slide 16 - Tekstslide

Bevolkingsopbouw

Slide 17 - Tekstslide

Interne oorzaken:
menselijke factoren:
mate van ongelijkheid
Als een land zich economisch ontwikkelt, neemt de sociale ongelijkheid toe. Sommige groepen profiteren meer van de groeiende welvaart dan andere. Sociale ongelijkheid druk je uit met de Gini-coëfficiënt
Grote ongelijkheid in combinatie met een grote groep jongeren zonder uitzicht op werk, kan leiden tot ernstige sociale onrust in een land.

Slide 18 - Tekstslide

Mate van ongelijkheid 
       (Gini-coëfficiënt): cijfer tussen 
       0 (zeer gelijk) en 1 (zeer ongelijk)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Externe oorzaken Hierbij gaat het om het soort relatie dat een ontwikkelingsland heeft met de rijke landen.
1. Koloniaal verleden
  • exploitatie kolonie: leveren van grondstoffen en landbouwproducten aan het moederland
  • vestigingskolonie: kolonisten gingen in het land wonen
2. rol land in de wereldeconomie
  • goede/gunstige ligging zodat mno's zich er gaan vestigen

Slide 25 - Tekstslide

Welke landen zijn rijk?
A
periferie
B
semi-periferie
C
centrum
D
centrum-periferie

Slide 26 - Quizvraag

BRICS-landen horen bij
A
Centrum
B
Semi-Periferie
C
Periferie

Slide 27 - Quizvraag

Corruptie, vriendjespolitiek.
Dictatuur vs. democratie

Slide 28 - Tekstslide

Waarom is het geboortecijfer hoger in arme landen dan in rijke landen?

Slide 29 - Open vraag

Dus... interne oorzaken?
1. Natuurlijke oorzaken.    
- Natuur   



- Ligging (landlocked)

                       
2. Menselijke oorzaken
- Politiek systeem + corruptie
- Bevolkingsgroei en leeftijdsopbouw
- Mate van ongelijkheid

Slide 30 - Tekstslide

Externe factoren
2 Type koloniën
Exploitatiekolonie: Hun rol was het leveren van grondstoffen(ook landbouwproducten) aan de moederlanden. BV. IndonesiË

Vestigingskolonie: Een kolonie waar kolonisten zich blijvend vestigen en de kolonie opbouwen. (vaak naar voorbeeld van het moederland). (bv. de Verenigde Staten)


Slide 31 - Tekstslide

Tot de volgende les!

Slide 32 - Tekstslide