- Ik ken de vormen van haben, sein en werden
- Ik weet wanneer een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.
-Ik weet wanneer ik der/die/das gebruik.
- Ik weet de vertalingen van ein/eine & kein/keine.
-Ik weet wanneer ik ein/eine & kein/keine gebruik.