H5 herhaling, quiz

Meneer Lukkiens trui is geel. Er schijnt blauw licht op. Welke kleur zie je de trui dan?
A
Zwart
B
Geel
C
Groen
D
Blauw
1 / 38
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Meneer Lukkiens trui is geel. Er schijnt blauw licht op. Welke kleur zie je de trui dan?
A
Zwart
B
Geel
C
Groen
D
Blauw

Slide 1 - Quizvraag

leg uit wat het verschil is tussen een spiegelende terugkaatsing en een diffuse terugkaatsing.

Slide 2 - Open vraag

UV straling komt voor in?
A
Broedkasten
B
Nachtkijker
C
Zonnebank
D
Gloeilamp

Slide 3 - Quizvraag

Waar komt infrarode straling in voor?
A
Rode lampen
B
Blacklights
C
Straatlampen
D
Warmte lampen

Slide 4 - Quizvraag

Is dit oog bijziend of verziend?
A
Bijziend
B
Verziend

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor een bril heb je nodig als je verziend bent?
A
Een leesbril
B
Een bril met een positieve lens
C
Een bril met een negatieve lens

Slide 6 - Quizvraag

Welke lichtstraal is een divergerende lichtstraal?

Slide 7 - Open vraag

In figuur 4 is een reëel beeld gemaakt met een positieve lens.
Welke twee lichtstralen zijn geen constructiestralen?
A
Lichtstraal 1
B
Lichtstraal 2
C
Lichtstraal 3
D
Lichtstraal 4

Slide 8 - Quizvraag

Bijziend                        Verziend
veraf goed zien
beeld achter het netvlies
dichtbij goed zien
beeld valt voor het netvlies
hole lens nodig
bolle lens nodig

Slide 9 - Sleepvraag

leg uit wat accomoderen met het oog betekent

Slide 10 - Open vraag



Wanneer kun je een voorwerp zien?
A
Als het voorwerp wordt verlicht.
B
Als er licht uit je ogen op het voorwerp valt.
C
Als er licht van het voorwerp in je oog valt.
D
Als het voorwerp zich niet in de schaduw bevindt.

Slide 11 - Quizvraag



Hoe bewegen de lichtstralen afkomstig van een lichtbron?
A
Als horizontale lijnen.
B
Als kromme lijnen.
C
Als rechte lijnen.
D
Als verticale lijnen.

Slide 12 - Quizvraag



Een lichtstraal kaatst terug van een vlakke spiegel.
Welke bewering over de hoek van inval is waar?
A
De hoek van inval is kleiner dan de hoek van terugkaatsing.
B
De hoek van inval is even groot als de hoek van terugkaatsing.
C
De hoek van inval is groter dan de hoek van terugkaatsing.
D
De hoek van inval is altijd 45 graden.

Slide 13 - Quizvraag



Welke bewering over een prisma is waar?
A
Een prisma wordt ook wel een spectrum genoemd.
B
Een prisma splitst het zonlicht in verschillende kleuren.
C
Een prisma voegt gekleurd licht samen tot wit licht.
D
Een prisma werkt op zonne-energie.

Slide 14 - Quizvraag



Je draagt een blauw shirt met witte letters erop.
Hoe ziet het shirt en de letters eruit als er groen licht op schijnt?
A
Het shirt blijft blauw en de letters worden groen.
B
Het shirt blijft blauw en de letters worden grijs/zwart.
C
Het shirt wordt grijs/zwart en de letters worden groen.
D
Het shirt en de letters worden grijs/zwart.

Slide 15 - Quizvraag

Met een prisma maak je een spectrum van wit licht. Welke kleuren komen in dit spectrum voor (op volgorde)?
rood 
oranje 
geel
groen
blauw 
indigo 
violet

Slide 16 - Sleepvraag


Wat is een bolle lens?
A
Een negatieve lens die in het midden dikker is dan aan de randen.
B
Een negatieve lens die in het midden dunner is dan aan de randen.
C
Een positieve lens die in het midden dikker is dan aan de randen.
D
Een positieve lens die in het midden dunner is dan aan de randen.

Slide 17 - Quizvraag


Je schijnt met een zaklamp op een negatieve lens.
Wat valt het brandpunt voor de lens of achter de lens? En is de brandpuntsafstand positief of negatief?
A
Brandpunt: Voor de lens Brandpuntsafstand: negatief
B
Brandpunt: Voor de lens Brandpuntsafstand: positief
C
Brandpunt: Achter de lens Brandpuntsafstand: negatief
D
Brandpunt: Achter de lens Brandpuntsafstand: positief

Slide 18 - Quizvraag

Welke lens in figuur 1 convergeert het licht het sterkst?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 19 - Quizvraag

Bij welke lens uit figuur 1 is de brandpuntsafstand het kleinst?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 20 - Quizvraag

Je houdt een holle lens in het zonlicht.
Hoe gaat de lichtbundel verder na breking door de lens?

A
Na breking is de lichtbundel divergent.
B
Na breking is de lichtbundel evenwijdig.
C
Na breking is de lichtbundel convergent.

Slide 21 - Quizvraag

Een lichtstraal wordt teruggekaatst door een spiegel. In figuur 3 zijn vier
hoeken genummerd.
Welke hoek in figuur 3 is de hoek van terugkaatsing?

A
Hoek 1
B
Hoek 2
C
Hoek 3
D
Hoek 4

Slide 22 - Quizvraag

Welke soort weerkaatsing is dit?
A
Diffuus
B
Spiegel

Slide 23 - Quizvraag

Welke soort weerkaatsing is dit?
A
Diffuus
B
Spiegel

Slide 24 - Quizvraag

Hoe heten de lichtstralen die de grenzen van de schaduw bepalen?
A
Lichtstralen
B
Randstralen
C
Grensstralen
D
Schaduwstralen

Slide 25 - Quizvraag

De hoek van inval is gelijk aan de hoek van terugkaatsing. Dit heet ook wel de ......
A
Spiegelwet
B
Lichtstraalwet
C
Terugkaatsingswet
D
Spiegelingswet

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het juiste
spiegelbeeld?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 27 - Quizvraag

Zonlicht is?
A
Rood licht
B
Geel licht
C
Blauw licht
D
Wit licht

Slide 28 - Quizvraag

Een regenboog bevat alle kleuren. Hoe noem je deze reeks kleuren?
A
Spectrum
B
Kleurenboog
C
Plectrum
D
Lichtreeks

Slide 29 - Quizvraag

Wat voor straling is
warmtestraling?
A
UV straling
B
Rontgenstraling
C
Radioactieve straling
D
Infraroodstraling

Slide 30 - Quizvraag

Er schijnt een blauwe lamp op een wit voorwerp, dat lijkt dan
A
blauw
B
wit
C
zwart/grijs
D
oranje

Slide 31 - Quizvraag

Er schijnt een blauwe lamp op een rood voorwerp, dat lijkt dan
A
blauw
B
wit
C
zwart/grijs
D
groen

Slide 32 - Quizvraag

Wat voor lens is dit?
A
holle lens
B
platte lens
C
bolle lens

Slide 33 - Quizvraag

Een bolle lens is
A
positieve lens
B
negatieve lens
C
neutrale lens
D
geen lens

Slide 34 - Quizvraag

Welke lens is dit ?
A
Holle lens
B
Bolle lens

Slide 35 - Quizvraag

Als je een voorwerp dichterbij een lens plaatst wordt het beeld
A
groter
B
kleiner
C
even groot
D
verschilt

Slide 36 - Quizvraag

Als je verziend bent kan je slecht .... zien.
A
dichtbij
B
verweg
C
overal
D
nergens

Slide 37 - Quizvraag

Als je bijziend bent heb je een ..... lens nodig.
A
holle
B
bolle

Slide 38 - Quizvraag