Blits Les 19

PRETPARK
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformatievaardighedenBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

PRETPARK

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Je kunt een woordenboek, encyclopedie, informatieve boeken en internet gebruiken om informatie te zoeken

Slide 2 - Tekstslide

Bron 1: Uit welke informatiebron komt deze tekst?
A
woordenboek
B
encyclopedie
C
informatief boek
D
internet

Slide 3 - Quizvraag

Bron 1: Hoeveel betekenissen worden er gegeven voor het woord .....
voucher?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Bron 1: Wat betekent het woord voucher op het bord bij de kassa van het pretpark?
A
bon voor een hotel en maaltijden
B
bon voor maaltijd, consumptie (tegoedbon)
C
vrijkaart
D
knipkaart

Slide 5 - Quizvraag

Bron 1: Wat betekent het woord voucher bij het restaurant van het pretpark?
A
bon voor een hotel en maaltijden
B
bon voor maaltijd, consumptie (tegoedbon)
C
vrijkaart
D
knipkaart

Slide 6 - Quizvraag

Bron 2: Uit wat voor soort komt komt de tekst van "Mississippi Queen"?
A
woordenboek
B
encyclopedie
C
informatief boek
D
internet

Slide 7 - Quizvraag

Bron 2: Uit welk land komt de raderboot?
A
Nederland
B
Engeland
C
Amerika
D
Duitsland

Slide 8 - Quizvraag

Bron 2: Met welke trefwoorden kun je op internet het best zoeken naar informatie over deze boot?
A
Amerika
B
1807
C
Mississippi Queen
D
boten

Slide 9 - Quizvraag

Bron 3: Wanneer kun je je verjaardag in het attractiepark vieren?
A
Op je verjaardag
B
Als je niet bang bent voor achtbanen
C
Als je geen hoogtevrees hebt
D
Als je met 6 of meer mensen komt

Slide 10 - Quizvraag

Bron 3: Wat kun je doen als je de hoogte niet op wilt zoeken?

Slide 11 - Open vraag

Bron 3: Hannes ziet op een wegwijzer in het attractiepark het woord 'waterspuiter' staan. Waar kan hij vinden hoe die werkt?
A
woordenboek
B
encyclopedie
C
informatieboekje van het park
D
internet

Slide 12 - Quizvraag

Bron 3: Waar kan hij opzoeken wat het 'Wilde Westen' betekent?
A
woordenboek
B
encyclopedie
C
internet
D
alle drie

Slide 13 - Quizvraag

Bron 3: Met welk(e) woor(en) moet Hannes dan zoeken?

Slide 14 - Open vraag

Geef je mening over deze les.

Slide 15 - Woordweb