4.4 schrijven en 4.5 woorden

Lezen!
Geen leesboek mee? Pak een boek


1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Lezen!
Geen leesboek mee? Pak een boek


Slide 1 - Tekstslide

Deze week

  • je weet hoe je een advertentie opstelt
  • je weet wat een slagzin is
  • je kent de betekenis van 25 nieuwe woorden
  • je weet hoe je zelfstandige naamwoorden maakt van werkwoorden






Slide 2 - Tekstslide

4.4 - Advertentie
Wat is een advertentie?

Welk schrijfdoel hoort daarbij?

Slide 3 - Tekstslide

4.4 - Advertentie
Wat is een advertentie?

Met een advertentie wil je bijvoorbeeld een product verkopen of mensen oproepen mee te doen aan iets als een evenement of een actie.



Slide 4 - Tekstslide

4.4 - Advertentie

Het doel van een advertentie is de lezer iets laten doen. Dat schrijfdoel heet activeren.
Je bereikt dat doel:
• met de lay-out (de manier waarop tekst en beeld zijn geplaatst);
• met een plaatje;
• met het lettertype en de lettergrootte;
• met goede argumenten;
• met taalgebruik dat past bij het leespubliek.

Slide 5 - Tekstslide

Taalgebruik

In een advertentie gebruik je korte zinnen.

Je gebruikt taal die past bij het leespubliek. Je let daarbij op:
• de woordkeuze: voor kinderen gebruik je andere woorden dan voor ouderen.
• formeel of informeel taalgebruik. Spreek je de lezer aan met u of jij?

Slide 6 - Tekstslide

Slagzin

In advertenties staat vaak een slagzin (of: slogan) die hoort bij het merk. Een slagzin is een zin met een korte, krachtige boodschap. Soms weet je door de slagzin al meteen om welk product het gaat:
Brood. Daar zit wat in.
• Altijd een heldere prijs voor uw bril.

Slide 7 - Tekstslide

Slagzin

In een slagzin kun je gebruikmaken van:
• eindrijm: Helemaal Bob. Nul op!
• woorden die met dezelfde letter beginnen: Geef je business een boost.
• beeldspraak: Geef dieren een stem. (Dierenbescherming)
• dubbele betekenis: Er gaat niets boven Groningen.

Slide 8 - Tekstslide

4.5 Afleidingen

Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken. Het nieuwe woord is een afleiding van het werkwoord. Dit kan op twee manieren:

1 Zet het lidwoord het voor het hele werkwoord.

2 Gebruik een achtervoegsel.



Slide 9 - Tekstslide

4.5 Afleidingen

1 Zet het lidwoord het voor het hele werkwoord.
• Je kunt online naar muziek luisteren.
luisteren = ww
• Het luisteren naar muziek kan online.
het luisteren = zn

2 Gebruik een achtervoegsel.
• vergaderen – de vergadering
• repareren – de reparatie



Slide 10 - Tekstslide

Pak je agenda!
Weektaak maandag 25 maart af: 
  • 4.4 schrijven opdracht 1 t/m 11 
  • 4.5 woorden opdracht 1 t/m 17

schrijftaak paragraaf 4.4 van opdracht 14, 15 en 16
(uiterlijk donderdag 28 maart om 17:00 uur inleveren via It's Learning)

Slide 11 - Tekstslide

4.3 - formatieve oefening
Wat weet je nog van de afgelopen weektaak?

Open je laptop en ga naar It's Learning. In de planner van deze week staat een formatieve toets van 4.3. Maak deze. Begin daarna aan de weektaak. 

Slide 12 - Tekstslide