In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Presentatie en Styling
Lees eerst de vragen
Vul daarna de antwoorden in
Veel succes!
Oefentoets E&O Presentatie en Styling
Met deze formatieve toets krijg je inzicht in wat je goed en minder goed begrijpt en kent.
Voor deze toets krijg je geen cijfer.
Slide 1 - Tekstslide
Wat moet er minimaal op de website te vinden zijn van een bedrijf?
A
De contactgegevens, de prijzen en het klachtenbeleid.
B
De doelgroepsomschrijving, het adres en de prijzen.
C
Het assortiment, de prijzen en de naam van de eigenaar.
D
Wat voor bedrijf het is, de openingstijden en de contactgegevens.
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het doel van een persona voor een bedrijf?
A
De leeftijd en bestedingspatroon van de doelgroep omschrijven.
B
Zich een goed beeld vormen van iemand die tot de doelgroep behoort.
C
Naamsbekendheid te vergroten door de juiste vormen van media te gebruiken.
D
Een fotomodel zoeken die in de reclames gebruikt kan worden van het bedrijf.
Slide 3 - Quizvraag
Je besluit aan klanten een electronische spaarkaart aan te bieden. Voor iedere tien euro die men besteed, krijgt de klant een electronische stempel. Bij vijftien stempels krijgt de klant een cadeautje. Wat kan deze actie opleveren voor een winkelier?
A
Imago-versterking, klantenbinding en meer inzicht in voorraden.
B
Inzicht in het aankoopgedrag, leverancierskorting en klantenbinding.
C
Klantenbinding, inzicht in aankoopgedrag en informatie voor doelgerichte reclame.
D
Klantenbinding, imagoversterking en meer omzetsnelheid
Slide 4 - Quizvraag
Wat wordt er met huisstijl bedoeld?
A
Bij iemand thuis spullen demonstreren en verkopen.
B
Dat alles betreffende de bedrijfsuitstraling op elkaar is afgestemd.
C
Een gezellig ingerichte winkel met leuke producten.
D
Een strak logo.
Slide 5 - Quizvraag
Waarom is het belangrijk om goed na te denken over de uitstraling van je eigen logo?
Slide 6 - Open vraag
De sfeer in de winkel wordt bepaald door:
A
De displays en het decoratiemateriaal.
B
De kleuren, de soort vloer en de verlichting.
C
De muziek, de geur en temperatuur.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn goed.
Slide 7 - Quizvraag
Waarin komt het imago van een winkel het meest naar voren?
A
In de huisstijl
B
In de lay- out
C
In de omzet
D
In de routing
Slide 8 - Quizvraag
Een verkoopster op leeftijd in een zaak gericht op tieners geeft ruis. Noem een ander voorbeeld van ruis in het imago van een winkel.
Slide 9 - Open vraag
Uit cijfers van een marktonderzoeksbureau blijkt dat reclamefolders veel meer worden gelezen nu veel Nederlanders een applicatie ofwel app op hun telefoon hebben. Dylan zegt: Dit is een moderne vorm van persoonlijke reclame. Sem zegt: Dit is een moderne vorm van traditionele reclame. Wie heeft er gelijk?
A
Alleen Dylan heeft gelijk.
B
Alleen Sem heeft gelijk.
C
Dylan en Sem hebben allebei gelijk.
D
Dylan en Sem hebben beiden ongelijk.
Slide 10 - Quizvraag
Geef twee voorbeelden van non-verbale communicatie.
Slide 11 - Open vraag
Voor welke bedrijven is tv-reclame geschikt?
Geschikt
Ongeschikt
Bakker Bart
Hema
Kapper Koen in Alkmaar
Restaurant Zee&land in Rotterdam
Gamma
Slide 12 - Sleepvraag
Met media wordt bedoeld:
A
Communicatiemiddelen om reclame mee te kunnen maken.
B
De groep mensen die een bedrijf in gedachten heeft voor het aanbieden van zijn diensten.
C
Traditionele reclame vormen zoals, radio tv en advertenties in kranten.
D
Verbaal en non-verbaal communiceren.
Slide 13 - Quizvraag
Noem 2 gegevens die bedrijven kunnen gebruiken om persoonlijke reclame te maken en geef een voorbeeld van persoonlijke reclame .
Slide 14 - Open vraag
Wat is het imago van dit bedrijf?
A
Basic, goedkoop, modern.
B
Klassiek, duur, behoudend.
C
Ouderwets, duur, afstandelijk.
D
Sportief, goedkoop, modern.
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het doel van een etalage?
Slide 16 - Open vraag
Wat is zuigkracht?
A
De etalage zorgt voor meer bij-verkoop aan klanten.
B
De etalage zorgt ervoor dat voorbijgangers de dingen in de etalage staan gaan kopen.
C
. De etalage zorgt ervoor dat voorbijgangers vertragen met lopen en in de etalage kijken.
D
De etalage zorgt ervoor dat voorbijgangers de winkel in gaan om ook even binnen te kijken.
Slide 17 - Quizvraag
Op het plaatje zie je een
A
Buitenpresentatieq
B
Gesloten etalage
C
Half-open etalage
D
Open etalage
Slide 18 - Quizvraag
Lees de volgende stellingen en geef daarna aan of de stellingen juist of onjuist zijn.
Juist
Onjuist
De winkelinrichting bestaat uit de artikelen die een winkel verkoopt.
Binnen in de winkel is de kleur, geur, temperatuur en muziek belangrijk.
Slide 19 - Sleepvraag
Tegenwoordig hebben juweliers vaker een half-open of open etalage. Waarom zouden juweliers geen gesloten etalage meer hebben?
A
De verkoper kan beter contact maken met een eventuele klant en ze naar binnen lokken.
B
Mensen kunnen op deze manier beter zien wat er in de winkel allemaal te koop is.
C
Mensen willen tegenwoordig geen privacy meer als ze sieraden kopen.
D
Op deze manier is ook de privacy van criminelen weg en is het voor de juwelier veiliger.
Slide 20 - Quizvraag
Waarom wordt er in boekwinkels vaak gebruik gemaakt van een gesloten etalage?
A
Anders heb je geen achterwand waar je posters tegenaan kunt hangen
B
De klant kan nu niet door de etalage de winkel inkijken, waardoor de etalage een rustiger beeld geeft.
C
. Op deze manier kan er snel een sfeer of thema aangebracht worden.
D
Op deze manier krijgen de klanten toch wat privacy.
Slide 21 - Quizvraag
Speelgoedwinkels hebben tegenwoordig vaak geen etalage meer. Waarom is daarvoor gekozen?
Slide 22 - Open vraag
Lees de volgende stellingen en geef daarna aan of de stellingen juist of onjuist zijn.
Juist
Onjuist
Boekwinkels hebben vaak een gesloten etalage om de klant wat privacy te geven.
Een gesloten etalage is makkelijker in te richten dan een open etalage.
Slide 23 - Sleepvraag
Lees de volgende stellingen en geef daarna het juiste antwoord.
Stelling I Een buitenpresentatie wordt alleen neergezet tijdens de uitverkoop. Stelling II Een buitenpresentatie zie je vaak bij duurdere winkels.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Een display is:
A
Een afgesloten glazen kast met daarin een presentatie.
B
Een presentatie buiten met uitverkoopartikelen.
C
Een presentatie in de winkel om artikelen extra te benadrukken.
D
Een tafel waarop je een stapel met kleding kan neerleggen.
Slide 25 - Quizvraag
Wat voor soort artikelen worden vaak in een vitrine worden gepresenteerd? Noem 3 soorten.
Slide 26 - Open vraag
Wat is een visual merchandiser?
A
De persoon die verantwoordelijk is voor de uitstraling van de website.
B
De persoon die verantwoordelijk is voor de etalages.
C
. De persoon die op kantoor tekent hoe de supermarkten hun schappen, en displays moeten inrichten.
D
. De persoon die verantwoordelijk is voor de gehele uitstraling, inclusief de etalages en binnenpresentaties in de modewinkel.