Schema's voor de toets

Theorie
Een verhaal is een aaneenschakeling van gebeurtenissen die samen een geschiedenis vertellen.

  • Dit noem je het plot 
  • Een goed plot zit logisch in elkaar.

  • Veel plots hebben dezelfde basisstructuur. 
  • Iemand heeft een doel, wordt geholpen door iemand en er zijn hindernissen 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Theorie
Een verhaal is een aaneenschakeling van gebeurtenissen die samen een geschiedenis vertellen.

  • Dit noem je het plot 
  • Een goed plot zit logisch in elkaar.

  • Veel plots hebben dezelfde basisstructuur. 
  • Iemand heeft een doel, wordt geholpen door iemand en er zijn hindernissen 

Slide 1 - Tekstslide

Theorie
Gesloten en open einde 

Chronologie:
  • In medias res - actie begint in het midden
  • flashback - terugblik
  • flashforward - vooruitblik 
  • versnellen - twee jaar later...
  • tijdsprongen maken - bij zijn geboorte....
  • vertragen - uitgebreid details beschrijven 

Slide 2 - Tekstslide

Theorie
Tijd en ruimte:

  • Tijd en ruimte hebben grote invloed op de gebeurtenissen 
  • Wanneer speelt het verhaal zich af?
  • Waar speelt het verhaal zich af?

Slide 3 - Tekstslide

De schrijver
Stel, je bent een schrijver en je wilt een verhaal vertellen over een meisje dat bloemen plukt. Dan moet je voor jezelf bedenken vanuit welk standpunt (perspectief) het verhaal wordt verteld. 

Zien we het verhaal vanuit de ogen van het meisje of niet? 

De schrijver kiest dus een vertelperspectief. Hij heeft verschillende opties. 

Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de auteur en de verteller. Deze zijn vaak namelijk niet hetzelfde. De auteur is degene die het verhaal geschreven heeft en de verteller is degene die het verhaal vertelt.

Slide 4 - Tekstslide

Hij/zij verteller - personale verteller
We kunnen het meisje nog een keer de verteller laten zijn in het verhaal: 

Ze loopt in de tuin en ziet een mooie roos. Ze plukt hem.

Als lezers weten we nog steeds alleen wat het meisje weet, maar nu wordt er in de zij-vorm over haar geschreven. Dit noemen we het hij/zij-perspectief (personaal perspectief). 
Dit kan in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd geschreven worden. 

Verschil ik-verteller en hij/zij verteller = bij de hij/zij verteller blijft het personage meer op afstand. Je wordt als lezer niet gedwongen om in de huid van het personage te kruipen.

Slide 5 - Tekstslide

Meervoudig perspectief
De schrijver kan er ook voor kiezen om het verhaal te laten vertellen door verschillende ik-vertellers of hij/zij vertellers.

Op deze manier benadert de schrijver het verhaal vanuit verschillende invalshoeken. Dit stimuleert de lezer om dat ook te doen.

Slide 6 - Tekstslide

Alwetend vertelperspectief
De schrijver kan ook kiezen voor een verteller buiten het verhaal

'Ze loopt in de tuin en ziet een mooie roos. Ze plukt hem. De nieuwe tuinman staat om de hoek naar haar te kijken, hij houdt zijn schep stevig vast.'

Als lezer weet je meer dan de hoofdpersoon. Je weet ook wat er met andere personages en wat er op andere plekken gebeurt.  Dit noem je het alwetend vertelperspectief. 
Je kunt in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd schrijven. 

Slide 7 - Tekstslide

Vertelperspectieven
Ik-vertelperspectief (belevend)

- In de ik-vorm geschreven. 
- In de tegenwoordige tijd geschreven
- Wat de 'ik' ziet/ beleeft is subjectief
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet
Ik-vertelperspectief (vertellend)

- In de ik-vorm geschreven
- In de verleden tijd geschreven
- Wat de 'ik' ziet/ beleeft is subjectief
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet. 
Hij-/zij-vertelperspectief (personale verteller)

- In de hij-/zij-vorm geschreven
- In de t.t. of v.t. geschreven. 
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet
Meervoudig perspectief

- In de ik-vorm of de hij/zij vorm geschreven. 
- In de t.t. of v.t. geschreven
- De lezer weet van meerdere personages iets.
Alwetend vertelperspectief (auctoriale verteller)

- In de hij-/zij-vorm geschreven.
- In de t.t. of v.t. geschreven.
- De lezer weet meer dan de hoofdpersoon. 

Let op overeenkomsten en verschillen!

Slide 8 - Tekstslide

Thema en motieven

Van elk verhaal kun je iets leren. Een schrijver laat een bepaalde thematiek terugkomen en herhaalt elementen (motieven) in het boek.


- Thema: omschrijven waar het boek over gaat in een paar woorden


- Motto: citaat, uitspraak of gedicht in het begin van het boek (titel en motto helpen bij omschrijven van het thema


- Motieven: herhalingen die in het boek terugkomen

1. Leidmotieven: woorden, zinnen of concrete voorwerpen

2. Verhaalmotieven: herhaalde gebeurtenissen, gevoelens of situaties


- Hamvraag of moraal: wijze les die je kunt leren n.a.v. het verhaal

Slide 9 - Tekstslide

herhaling dichtvormen
Versregel: Een regel in een gedicht 

Strofe: Een groepje regels (een 'blokje' tekst)

Enjambement: De versregel wordt afgebroken. Hier kunnen verschillende redenen voor zijn

Rijmschema's: gepaard, gekruist, omarmend, slagrijm, gebroken rijm, verspringend rijm

Vaste dichtvormen: Haiku, Limerick, Sonnet






Slide 10 - Tekstslide

Dichtvormen
Haiku

- Beschouwende dichtvorm 
- Zeventien lettergrepen -> drie versregels (5-7-5)
- Boeddhistische cultuur en is bedoeld voor meditatie.
- Natuurwaarnemingen, diepzinnige gedachtes 
Limerick

- humoristische dichtvorm 
- Vijf regels, vast rijmschema (aabba)
- Eerste, tweede en vijfde regels evenveel lettergrepen     en rijmen
- Derde en vierde regen zijn korter en rijmen
- Eerste regel eindigt met een rijmplaats
Laatste regel zorgt voor een humoristische       wending 
Sonnet

- Dichter uit zijn gevoelens
- Veertien regels, twee strofes van vier regels en twee     strofes van drie regels (abba - abba - cdc - cdc)
- Eerste acht regels (Octaaf) beschrijft situatie, laatste     zes regels (sextet) beschrijft gevoel / conclusie 
- De overgang tussen eerste twee strofes en laatste twee strofes noem je de chute (wending/volta)

Slide 11 - Tekstslide

Soorten rijm
Eindrijm

- Herhaling van klanken
- Einde van twee of meer versregels
- Eindrijm als twee of meer woorden met dezelfde 
   klank eindigen
- Eindrijm als twee of meer dichtregels met dezelfde 
   klank eindigen
Alliteratie/beginrijm

- Herhaling van medeklinkers 
- Ritmisch en muzikaal effect
- Een tekst blijft beter 'hangen'
- Wordt vaak door reclamemakers gebruikt


Assonantie/klinkerrijm

- Herhaling van klinkers (klinkergeluiden)
  in woorden die dicht bij elkaar staan ​​in een 
  zin of vers 
- Populair in moderne poëzie
- Komt veel voor in de hiphop
- Zwakke vorm van rijm  
- Maakt een tekst muzikaal en levendig
- Het is geen zuiver rijm van zowel klinkers als
   medeklinkers, maar een vorm waarin alleen de
   medeklinkers op elkaar rijmen
Voorbeeld eindrijm op woord- en zinsniveau
zijn kwetsbare ideeën stalde hij uit
in een flinterdunne dichtbundel
als orchideeën achter een winkelruit

het boekje zat vol liefde, tederheid,
een enkele traan en zalvende woorden
een doekje voor het bloeden van de tijd
Voorbeelden alliteratie
Reclames
Heerlijk helder Heineken
Today, Tomorrow, Toyota

Titels van Suske en Wiske: De Klinkende Klokken, De Scherpe Schorpioen

Namen van stripfiguren:

Donald Duck, Willie Wortel
Voorbeeld assonantie/klinkerrijm
'een kopje koffie', 
drank en ramp.

Slide 12 - Tekstslide

Ritme
Jambe
Een jambe bestaat uit een onbeklemtoonde lettergreep gevolgd door een beklemtoonde

to-maat
trochee
Een trochee is een beklemtoonde lettergreep gevolgd door een onbeklemtoonde.

per-zik
dactylus
In een dactylus hoor je eerst één beklemtoonde lettergreep of woord en daarna twee onbeklemtoonde lettergrepen of woorden. 

Een voorbeeld: Schrijf je een | dactylus, | ken dan je | klemtonen!

broc-co-li
anapest
Een anapest is een metrisch patroon van drie lettergrepen waarin twee onbeklemtoonde lettergrepen worden gevolgd door één beklemtoonde lettergreep .

man-da-rijn
amfybrachus
Eerst een onbeklemtoonde, dan een beklemtoonde, dan weer een onbeklemtoonde.

a-man-del

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden ritme
jambe
Het woord 'jambe' is zelf een trochee (sterk-zwak).
jambe klinkt: trochee, trochee, trochee
jambe: een twee, een twee, een twee

Trochee
Het woord 'trochee' is zelf een jambe (zwak-sterk).
trochee klinkt: jambe, jambe, jambe
trochee: een twee, een twee, een twee
dactylus
Het woord 'dactylus' is zelf een dactylus (sterk-zwak-zwak).
dactylus klinkt: dactylus, dactylus, dactylus
 dactylus: een twee drie, een twee drie, een twee drie

anapest
Het woord 'anapest' is zelf een anapest (zwak-zwak-sterk).
anapest klinkt: anapest, anapest, anapest
anapest: een twee drie, een twee drie, een twee drie
amfybrachus
Het woord '(am)fibrachus' bevat een amfibrachus (zwak-sterk-zwak).
amfibrachus klinkt: fibrachus, fibrachus, fibrachus
amfibrachus: een twee drie, een twee drie, een twee drie

Slide 14 - Tekstslide