Personal and possesive pronouns

Goodmorning
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Goodmorning

Slide 1 - Tekstslide

Today
- Introduction
-Homework for the next lesson
- Homework check 
 Repeat grammar unit 1.2
-  Expressions 
- Start doing homework
- Ending.



Slide 2 - Tekstslide

HOMEWORK
Do: Unit 1.2 - Test yourself
Study box les 3: Pg. 46 - 47.



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Make notes!
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken je in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...

Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt   - he walks
De kat loopt -         it walks

Slide 5 - Tekstslide

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 6 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 7 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 8 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 9 - Quizvraag

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je nu al in het Engels?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

This is (mijn) bike, it is (van mij)
A
mine, my
B
my, my
C
mine, mine
D
my, mine

Slide 13 - Quizvraag

See that dog? (zijn/haar) tail is long.
A
his
B
her
C
its
D
it's

Slide 14 - Quizvraag

(Onze) mother gave (haar) friend a car.
A
us, hair
B
our, her
C
ours, hers
D
our, hers

Slide 15 - Quizvraag

(hun) train is late.
A
they
B
them
C
theirs
D
their

Slide 16 - Quizvraag

Is that car there (van hen)?
A
of them
B
theirs
C
their
D
they

Slide 17 - Quizvraag

Do you have (mijn) bike? No, I have (van hen).

Slide 18 - Open vraag

She has a book.
It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its

Slide 19 - Quizvraag

She has a book.
It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its

Slide 20 - Quizvraag

Ik kan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin:
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 21 - Quizvraag

We are called Smith.
____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our

Slide 22 - Quizvraag

Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his

Slide 23 - Quizvraag

HOMEWORK
Do: Unit 1.2 - Test yourself
Study box les 3: Pg. 46 - 47.



Slide 24 - Tekstslide

Well done!


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

Exercise 1
Choose the correct translation

Slide 36 - Tekstslide

What? of Which?
What
Bij een vrije keuze
v.b.  What is your favourite book?

Which
Bij een keuze tussen 2
v.b. Which book do you like more? This one or that one?

Slide 37 - Tekstslide

Wat?
A
Wot
B
Why
C
How
D
What

Slide 38 - Quizvraag

Wanneer?
A
When
B
Whan
C
Where
D
Whon

Slide 39 - Quizvraag

Waar?
A
Were
B
Wear
C
Where
D
Weir

Slide 40 - Quizvraag

Wie?
A
Why
B
How
C
When
D
Who

Slide 41 - Quizvraag

Waarom
A
How
B
Who
C
Why
D
Wai

Slide 42 - Quizvraag

Hoe
A
How
B
Who
C
Haw
D
Huw

Slide 43 - Quizvraag

Exercise 2
Choose between which or what

Slide 44 - Tekstslide

___ is your favourite colour?
A
Which
B
What
C
Witch
D
Wich

Slide 45 - Quizvraag

___ do you like more, pancakes or pizza?
A
Which
B
What
C
Witch
D
Wich

Slide 46 - Quizvraag

____ team are you on?
A
which
B
what
C
witch
D
wich

Slide 47 - Quizvraag

___ team do you support? Ajax or Feyenoord?
A
which
B
what
C
witch
D
wich

Slide 48 - Quizvraag

Slide 49 - Video