24- les28maart- Chapitre 6 - phrases-clés - bron G-3h
1 / 25
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Vertaal in het Nederlands:
faire les magasins
faire du VTT
faire les magasins
faire du VTT
Slide 6 - Open vraag
Vertaal in het Nederlands:
J'ai visité Paris pendant les vacances.
J'ai visité Paris pendant les vacances.
Slide 7 - Open vraag
Vertaal in het Nederlands:
je fais du foot
je jou à la console.
je fais du foot
je jou à la console.
Slide 8 - Open vraag
Vertaal in het Nederlands:
Je fais de l'escalade
Je fais de l'escalade
Slide 9 - Open vraag
Beantwoord de vraag in het frans:
Tu habites où?
Tu habites où?
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
A
j'habite tout près du cinéma
B
dans mon quartier il y a un cinéma
C
j'aime aller au cinéma
D
oui, on va au cinéma
Slide 15 - Quizvraag
Tu vas faire du foot?
A
B
C
D
Slide 16 - Quizvraag
A
on va jouer de la guitare
B
on y va à pied
C
vous allez en bus
D
dans mon quartier il y a un cinéma
Slide 17 - Quizvraag
Qu'est-ce qu'on va faire demain?
A
B
C
D
Slide 18 - Quizvraag
A
on va jouer au hockey
B
je vais au collège à vélo
C
il va au collège à vélo
D
je vais jouer au hockey
Slide 19 - Quizvraag
Qu'est-ce que tu vas faire en ville?
(dernière question)
A
B
C
D
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Video
Slide 22 - Tekstslide
ik kan een stad omschrijven en ik kan omschrijven wat je er kunt doen
A
ja
B
grotendeels
C
een heel klein beetje
D
nee
Slide 23 - Quizvraag
ik kan woorden gebruiken die met gebouwen en activiteiten te maken hebben
A
ja
B
grotendeels
C
een heel klein beetje
D
nee
