RMW2024z - Week 2

Writing
Spelling & Punctuation
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Writing
Spelling & Punctuation

Slide 1 - Tekstslide

Capital letters

Slide 2 - Woordweb

Capital Letters
Namen / Merken / Titels
I
Begin van de zin
Dagen, Maanden
Feestdagen
Steden en Landen
Nationaliteiten & Talen

Slide 3 - Tekstslide

Apostrophe - Afkortingen
cannot -> can't
do not -> don't
are not -> aren't

they had -> they'd
she will -> she'll




Slide 4 - Tekstslide

Welke hoeft niet met een hoofdletter te worden geschreven?
A
Germany
B
Exam
C
Dutch
D
Paris

Slide 5 - Quizvraag

Which of these does not have to be capitalised?
A
Thursday
B
Fox-News
C
Cinema
D
Netflix

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de correcte afkorting van:
He is

Slide 7 - Open vraag

Wat is de correcte afkorting van:
They are

Slide 8 - Open vraag

Which of these does not have to be capitalised?
A
August
B
Coca-Cola
C
Face-to-Face
D
Graafschap College

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de correcte afkorting van:
Will not

Slide 10 - Open vraag

Which of these does not have to be capitalised?
A
Attachment
B
Hollywood
C
I've
D
English

Slide 11 - Quizvraag

Meervoud v.s. bezittelijk
Nederlands      ->   '    =   meervoud (in bepaalde situaties)
video -> video's

Engels     ->   -s   = meervoud
 video -> videos

Slide 12 - Tekstslide

Meervoud v.s. bezittelijk
Engels in het meervoud is dus nooit met een hoge komma!

Altijd gewoon de 's' er achter plakken!
task -> tasks
video -> videos


Slide 13 - Tekstslide

Meervoud v.s. bezittelijk
Behalve bij woorden die eindigen op 'y' -> 'ies'

Hobby -> hobbies
Party -> parties
Fly - > Flies

Slide 14 - Tekstslide

Bezittelijke woorden
Om een woord bezittelijk te maken, voeg je 's toe aan een woord. 

The boy + book -> The boy's book
The girl + bike -> The girl's bike


Slide 15 - Tekstslide

Bezittelijke woorden
Let op:
Woorden die al op een 's' eindigen krijgen alleen een ' 
Dit is bijvoorbeeld bij meervoud, of bij bepaalde namen.

The boys + book -> The boys' book
Lars + bike -> Lars' bike


Slide 16 - Tekstslide

Bezittelijke woorden
The boy's coat -> The coat of the boy

The dog's tail -> The tail of the dog

Tess' laptop -> The laptop belongs to Tess




Slide 17 - Tekstslide

Voeg hoofdletters en afkortingen in:
for many years ive worked in retail

Slide 18 - Open vraag

Which of these is spelled correctly?
A
My brothers' dog
B
My brother's dog
C
My brothers dog
D
My brother' dog

Slide 19 - Quizvraag

Voeg hoofdletters en afkortingen in:
maybe its time i bought it.

Slide 20 - Open vraag

Which of these is spelled correctly?
A
The coworkers' desks
B
The coworkers deks's
C
The coworker desks'
D
The coworkers desks

Slide 21 - Quizvraag

Extra exercise

Lees de tekst en probeer alle fouten te vinden. 
Let hierbij op:
- Hoofdletters
- Afkortingen
- Meervoud/Bezittelijk

Slide 22 - Tekstslide

1. yesterday, i went to my friend house. he has two cat's 2. and one dogs. their name is Max, bella and rocky.       3. i cant believe how playful they are! my friends sister 4. said: they dont like stranger's, but I think they do. I     5. take some pictures of them and send it to my friend. 6. he said: "you wont find cuter animals than my pet's!

Slide 23 - Tekstslide