H3 - P2 - week 1 - les 2 - H 19 + werkwoorden

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom 
- Stillezen
- H19 - argumentatie 2 - bespreken
- Werkwoorden oefenen


Doel:
- Je scheidt een mening van een argument
- Je geeft aan welke argumentatievorm er gebruikt is bij een standpunt
- Je schrijft de structuur van de argumentatie op. 
- Je schrijft Nederlandse werkwoorden juist


Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Drie dingen om aan te werken:

1. Formatieve toets H15 + werkwoordspelling (week 49 = 5e lesweek)
2. Boekopdracht = recensie schrijven (inleveren woensdag 20 december)
3. Toets in toetsweek = H17, 18, 19, 32 en 33 = argumentatie 

Zie volledige planning in teams
Planning periode 2:

Slide 3 - Tekstslide

Stillezen
timer
15:00
Leg je boeken op tafel

Slide 4 - Tekstslide

H18 - Soorten argumentatie:
Standpunt + 1 argument
Enkelvoudige argumentatie
Standpunt + meerdere argumenten
Meervoudige argumentatie
Structuur: standpunt ← argument
Structuur: standpunt ← argument + argument + argument (enzovoort)
=
=

Slide 5 - Tekstslide

Lezen H18 - enkelvoudige argumentatie
Standpunt:
Een Netflix-abonnement is niets voor mij
Argument 1:
Ik zou alleen maar naar series kijken

Slide 6 - Tekstslide

Lezen H18  - meervoudige argumentatie
Standpunt:
Een Netflix-abonnement is niets voor mij
Argument 1:

Ik zou niet meer
stoppen met
het kijken van
series en films. 
Argument 2:

Ik heb geen goed
device om het
op te kijken.
Argument 3:

Ik heb helemaal
geen geld om 
het te betalen.

Slide 7 - Tekstslide

Lezen H19 - onderschikkende argumentatie
Standpunt:
Een Netflix-abonnement is niets voor mij
Argument 1a:
 Ik zou niet meer kunnen stoppen met het kijken van series en films
Argument 1b:
Ik heb geen tijd meer voor het maken van huiswerk
Argument 1c:
Ik zou zakken voor mijn examen
Structuur: standpunt ← argument 1a ← ondergeschikt argument 1b ← ondergeschikt argument 1c (enzovoort)
Aan deze signaalwoorden
kun je deze soort herkennen:

Hierdoor, dus,
waardoor, want, omdat, 
uiteindelijk.

Slide 8 - Tekstslide

Lezen H19 - Nevenschikkende argumentatie
Standpunt:
Fysiotherapie hoort in het basispakket van de zorgverzekering te zitten

Argument 1:

Een tijdig bezoek aan de fysio kan voorkomen dat je ingewikkeldere zorg nodig hebt. 

Argument 2:

Het is voor de verzekeraar goedkoper om fysiotherapie te vergoeden, dan een behandeling in het ziekenhuis te moeten betalen. 
Structuur: standpunt ← (argument 1 + argument 2) 
Aan deze signaalwoorden
kun je deze soort herkennen:

bovendien, en, daarbij komt...

Slide 9 - Tekstslide

H19 - Soorten argumentatie:
Standpunt + 1 argument
Enkelvoudige argumentatie
Standpunt + meerdere argumenten
Meervoudige argumentatie
Structuur: standpunt ← argument
Structuur: standpunt ← argument + argument + argument (enzovoort)
=
=
Onderschikkende argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Structuur: standpunt ← (argument 1 + argument 2) 
Structuur: standpunt ← argument 1a ← ondergeschikt argument 1b ← ondergeschikt argument 1c (enzovoort)
=
=

Slide 10 - Tekstslide

Maken:
huiswerk: opdracht 1, 2 en 3

H19 - bespreken

Slide 11 - Tekstslide

a - onderschikkend


Lezen H 19
Standpunt:
Lezen is goed voor je
Argument 1:
Je trekt je even terug uit de wereld
Argument 2:
Dat is goed voor ons zenuwstelsel, dat hier helemaal niet gebouwd is voor de drukte van de moderne wereld

Slide 12 - Tekstslide

b - enkelvoudig


Lezen H 19
Standpunt:
ik ben
Argument 1:
ik denk

Slide 13 - Tekstslide

C - meervoudig


Lezen H19
Standpunt:
De minister moest aftreden
Argument 1:
Ambtenaren leverden slecht werk onder zijn toezicht
Argument 2:
Het thuisfront kon hem niet 80 uur per week missen

Slide 14 - Tekstslide

d - nevenschikkend


Lezen H 19
Standpunt: 
Ik trek het niet om naar school te fietsen als het zo hard waait
Argument 1:
Het laatste stuk is door de polder, zonder beschutting
Argument 2:
Sinds ik Pfeiffer gehad heb, heb ik nog 
niet zoveel kracht

Slide 15 - Tekstslide

e - meervoudig


Lezen H19
Standpunt:
Voor elke vliegreis, die per trein kan, moet je voor de trein kiezen.
Argument 1:
Beter voor het milieu
Argument 2:
je kunt genieten van het veranderende landschap

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 2


Lezen H 19
a. Standpunt:
Elk kind moet muziek leren spelen
Argument 1:

Structuur: standpunt ← argument 1a ← ondergeschikt argument 1b ← ondergeschikt argument 1c...
Argument 1: 
Het is goed voor de ontwikkeling van je hersenen

Onderschikkend Argument 2: 
want, het stimuleert de samenwerking tussen je linker- en je rechterhersenhelft. 
Argument 2:

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 2:
Lezen H 19
b. Standpunt:
Het is belangrijk dat zieke mensen veel frisse lucht krijgen
Argument 1:

Argument 2:

Argument 1: 
Frisse lucht is goed voor de longen

Argument 2: 
Ook doet het wonderen voor de geest
Structuur: standpunt ← argument + argument + argument

Slide 18 - Tekstslide

Lezen H19 -  argumentatie
c. Standpunt:
Fysiotherapie hoort in het basispakket van de zorgverzekering te zitten
Argument 1:

Argument 2:

 
Structuur: standpunt ← (argument 1 + argument 2) 
Argument 1: 
Als je op tijd naar de fysio gaat, kun je voorkomen dat je ingewikkeldere zorg nodig hebt.

Argument 2: 
Het is voor de zorgverzekering vaak goedkoper om de fysio te betalen, dan specialistische zorg in het ziekenhuis.  

Slide 19 - Tekstslide

Lezen H19 -  argumentatie
Standpunt:

Argument 1:

Argument 2:

 
Structuur: standpunt ← (argument 1 + argument 2) 
Standpunt:

Argument 1:

Argument 2:

 

Slide 20 - Tekstslide

Volgende week: Formatieve toets.

Nu: oefenen!
Werkwoordspelling

Slide 21 - Tekstslide

Welke zin is juist:
A. Het belooft mooi weer te worden
B. Het mooie weer is mij beloofd
A
A. is juist
B
B. is juist
C
beiden zijn juist

Slide 22 - Quizvraag

1. Individueel:
1. Lees de tekst op het werkblad, zoek de zes fouten 
in de werkwoordspelling en verbeter ze.

2. In tweetallen
 Als je de juiste vorm van de werkwoorden in het schema 
hebt ingevuld, leg je beide antwoorden naast elkaar. Probeer
een score van 100% te krijgen. 

3. Klassikaal
Twee groepjes schrijven de juiste antwoorden op het bord. Welke is de beste?

Eerder klaar?
- start alvast aan de opdrachten die klaar staan in Learnbeat (online)
- Onderdeel A, B, C en D zijn huiswerk! 

Werkwoordspelling

Slide 23 - Tekstslide

3. Klassikaal
Twee groepjes schrijven de juiste antwoorden op het bord. Welke is de beste?



Werkwoordspelling

Slide 24 - Tekstslide

1. Individueel:

Zelf aan de slag: 
Maak in Learnbeat onderdeel A, B, C en D van 
werkwoordspelling (staat klaar in jullie studieplanner binnen
het programma.)





Werkwoordspelling

Slide 25 - Tekstslide

- Leesboek meenemen 
- Laptop mee - spelling verder oefenen
- Huiswerk Learnbeat: werkwoorden Onderdeel A, B, C en D. 

(50 minuten-rooster)

Tot dan!
Volgende les: 

Slide 26 - Tekstslide