In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
P4 - week 2 - Dualisme II - vragen
Slide 1 - Tekstslide
Beschrijf de twee substanties waaruit de mens volgens Descartes bestaat.
Slide 2 - Open vraag
Welk argument geeft Descartes voor het bestaan van een immaterieel, denkend deel?
Slide 3 - Open vraag
Leg uit wat het interactieprobleem is.
Slide 4 - Open vraag
Welke oplossing geeft Descartes voor het interactieprobleem. Vind je dat een goede oplossing? Leg uit.
Slide 5 - Open vraag
Descartes over dieren: dieren zijn machines
Volgens René Descartes is er binnen de mens een strikt onderscheid tussen lichaam en ziel. Het menselijk lichaam ziet hij als een machine, die werkt volgens de wetten van de natuur. De ziel is onstoffelijk en daarom niet onderhevig aan natuurwetten. Als de bestuurder van de lichamelijke machine stelt de ziel ons in staat om in vrijheid keuzes te maken. Het dualisme van Descartes werd door de Britse filosoof Gilbert Ryle ook wel beschreven als de doctrine van de geest in de machine.
Heel anders is dit bij dieren. Hoewel de lichamen van dieren namelijk net als menselijke lichamen machines zijn, ontbreekt het dieren aan een ziel. Descartes beschrijft dieren dan ook als automaten. Hoewel dieren wel het gedrag dat gepaard gaat met pijn of plezier simuleren, kunnen ze geen pijn of plezier ervaren. Daar heb je namelijk een ziel voor nodig.
Slide 6 - Tekstslide
Het piepen van een deur is volgens Descartes niet anders dan het krijsen van een kat als je op z'n staart staat. Hoe zou Descartes dit uitleggen?
Slide 7 - Open vraag
Ben je het ermee eens dat dieren eigenlijk een soort machines zijn? Leg uit.
Slide 8 - Open vraag
Hebben dieren volgens jou een ziel? Waarom denk je dat?
Slide 9 - Open vraag
Noem een overeenkomst tussen Descartes' dualisme en Plato's dualisme.
Slide 10 - Open vraag
Noem een verschil tussen Descartes'dualisme en Plato's dualisme.
Slide 11 - Open vraag
Maak een afweging tussen Descartes' dualisme en Plato's dualisme. Welke vorm spreekt je meer aan en waarom?