In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
H2 bevolking en ruimte
Slide 1 - Tekstslide
Waar gaat H2 o.a. over?
NL, Duitsland, China (en hun topografie)
Krimp, groei en migratie
Transitiemodel
Inrichting van de ruimte
Leefbaarheid van gebieden
Bevolkingsgrafieken/opbouw
Inzoomen op China
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen van paragraaf 2.1
Je weet hoe je de natuurlijke bevolkingsgroei kunt bepalen.
Je begrijpt waarom de bevolkingsdichtheid niet overal even groot is.
Je kunt een leeftijdsdiagram aflezen
Slide 3 - Tekstslide
Vandaag doen:
Werk rustig deze presentatie door. Als je steeds alle vragen beantwoord, aantekeningen en opdrachten maakt, heb je na deze presentatie al een heleboel kennis over 2.1 opgedaan.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Waar gaat de kaart die je net zag over? Noem minimaal 5 woorden.
Slide 6 - Woordweb
Deze kaart geeft iedereen aan die een connectie maakt met iemand anders op FB.
Slide 7 - Tekstslide
Waarom zie je op de kaart van de vorige vraag Afrika en China bijna niet?
Slide 8 - Open vraag
Wat is geboorte overschot?
A
Er worden teveel kinderen geboren
B
Meer geboortes dan sterftes
C
Meer sterftes dan geboortes
D
In China zijn teveel kinderen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een sterfte overschot?
A
Oude mensen gaan dood
B
In arme landen gaan mensen sneller dood
C
Meer sterftes dan geboortes
D
Meer geboortes dan sterftes
Slide 10 - Quizvraag
Natuurlijke bevolkingsgroei
A
totaal van het aantal geboortes en sterftes
B
geboren worden via de natuurlijke weg
C
groei van een land
Slide 11 - Quizvraag
Noteer in jouw schrift:
H2
paragraaf 2.1
geboorte overschot =
sterfteoverschot =
natuurlijke bevolkingsgroei =
sociale bevolkingsgroei =
Slide 12 - Tekstslide
Geboortecijfer =
A
hoe mooi je bent bij de geboorte
B
hoeveel geboortes er zijn per 1000 inwoners
C
hoeveel kinderen er worden geboren in land
D
om te zien hoe gezond een land is
Slide 13 - Quizvraag
Sterftecijfer =
A
hoeveel mensen er dood gaan in een land
B
gemiddelde leeftijd waarop iemand sterft
C
aantal sterftegevallen per 1000 inwoners
D
% van mensen dat sterft
Slide 14 - Quizvraag
Noteer in jouw schrift:
Sterftecijfer =
Geboortecijfer =
Promillage (‰) =
Percentage (%) =
Slide 15 - Tekstslide
Geboorte overschot is 4
Aantal mensen dat dood gaat per 1000 inw.
10
Er gaan 12 mensen dood, er worden er 16 geboren
Sterftecijfer
Geboortecijfer van NL in 2016
Slide 16 - Sleepvraag
Slide 17 - Tekstslide
Het plaatje in de vorige slide laat dit zien:
A
Oppervlakte van NL
B
Bevolkingsopbouw NL
C
Sterfteoverschot NL
D
Welvaart van NL
Slide 18 - Quizvraag
https:
Slide 19 - Link
Open de site van de vorige slide (site van het CBS) Hoeveel inwoners heeft NL nu?
A
16.900.00
B
17.000.000
C
17.415.000
D
17.500.000
Slide 20 - Quizvraag
Als je met je muis naar de 70-jarigen gaat, zie je een dat er toen minder mensen waren? Waarom was dat?
A
Er was toen een ijstijd in NL
B
Mensen wilden minder kinderen toen
C
Er was een zeldzame ziekte, veel sterftes
D
Het was toen WOII
Slide 21 - Quizvraag
Noteer in jouw schrift:
Bevolkingspiramide of bevolkingsgrafiek =
Levensverwachting =
Slide 22 - Tekstslide
Noteer en teken in jouw schrift
Bevolkingspiramide van een arm land ziet er zo uit:
Je ziet een brede onderkant, er worden veel kinderen geboren, maar er worden niet zo veel mensen heel erg oud.
Slide 23 - Tekstslide
Noteer en teken in jouw schrift
Bevolkingspiramide van een rijk land ziet er zo uit:
Je ziet een smallere onderkant. Er zijn veel oudere mensen en juist weinig kinderen.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Noteer en teken in jouw schrift
Bevolkingspiramide van een land in opbouw. Het land wordt steeds welvarender. Er zijn nog niet zoveel oude mensen, maar zen worden wel steeds ouder. De piramide wordt steeds breder aan de bovenkant.
Slide 26 - Tekstslide
Bekijk de kaart 'bevolkingsspreiding van NL' in de slide hiervoor. De bevolkingsspreiding in NL is gelijk
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quizvraag
In Nederland is de westkant veel dichter bevolkt dan het oosten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Bevolkingsspreiding =
Bevolkingsdichtheid =
In NL is niet zoveel ruimte, we moeten de ruimte slim indelen. Er wordt goed nagedacht over wat waar moet komen (wonen, werken, landbouw, industrie)
Slide 29 - Tekstslide
Maken in jouw WB
Opdrachten 1-2-3-4-5-6-7 van paragraaf 2.1
Dit is HW voor dinsdag 20 oktober
Slide 30 - Tekstslide
Klaar?
Kijk op de volgende dia. Kan je deze som maken?
Neem hem over in je schrift (schrijf alles over!!) en kijk of je het snapt!