Nederlands schrijven: betoog

Nederlands 
Schrijven
Uitleg schrijfexamen 
Werken aan een betoog
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 
Schrijven
Uitleg schrijfexamen 
Werken aan een betoog

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  • Je weet aan het eind van de les wat het schrijfexamen inhoudt
  • Je weet aan het eind van de les waar je op beoordeeld wordt tijdens het schrijfexamen
  • Je weet aan het eind van de les wat een betoog is, wat de kenmerken van een betoog zijn en het doel van een betoog
  • Je hebt geoefend met het formuleren van argumenten n.a.v. een stelling en je mening daarover
  • Je bent begonnen aan het schrijven van een betoog

Slide 2 - Tekstslide

Het schrijfexamen
  • Dit examen maak je op school tijdens de les Nederlands
  • Je krijgt 2 schrijfopdrachten
  •  (zakelijke email, artikel, betoog, verslag, memo...)
  • Je schrijft de tekst op de laptop van school. Je moet wel schoolyear hebben geïnstalleerd. 

Slide 3 - Tekstslide

Beoordeling schrijfexamen
  • Er wordt gekeken of je minimaal 80% van de gevraagde opdrachten hebt  gemaakt en of het in het Nederlands geschreven is.
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een betoog?

Slide 5 - Open vraag

Een betoog
Doel: Je wilt de lezer overtuigen van jouw mening. Je vindt iets van een stelling. Mening wordt ook wel standpunt genoemd.

Om de stelling en je standpunt te verdedigen gebruik je argumenten. Zoveel mogelijk objectieve argumenten.
Je ondersteunt je argumenten vaak met (concrete) voorbeelden.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een objectief argument?
A
Een mening
B
Een feit en die is controleerbaar
C
Een anekdote
D
Een voorbeeld

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een subjectief argument?
A
Een gevoel
B
Een feit
C
Een onderzoek
D
Een regel

Slide 8 - Quizvraag

Kenmerken van een betoog
  • Inleiding met stelling en mening (mening herkenbaar door ik vind.. /ik ben het (niet) eens met../ ik ben van mening dat..
  • Kern met argumenten (voor en tegen inclusief weerlegging)
  • Slot met mening/samenvatting

    Taalgebruik: duidelijk, overtuigend en je gebruikt signaalwoorden om argumenten en voorbeelden aan te duiden.



Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van signaalwoorden?
A
ik, hij, zij, wij
B
Maar, omdat, ten eerste, ook
C
die, dat, daar
D
de, het, een

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Geef een argument voor de volgende stelling:
er moet extra belasting geheven worden op vette en suikerrijke producten

Slide 12 - Open vraag

Geef een argument voor de volgende stelling:
mensen die ongezond leven moeten meer zorgpremie betalen

Slide 13 - Open vraag

Geef een argument voor de volgende stelling:
de kwaliteit van het eten in restaurants is belangrijker dan de uitstraling van een restaurant

Slide 14 - Open vraag

Schrijven van een betoog
Oefening voor schrijfexamen

Werkboek Starttaal 3F blz 260 opdracht 4
Vul eerst schrijfschema in en schrijf dan het betoog
(volgende les ook tijd voor)

Je mag ook oefenen voor examen lezen en luisteren 3F

Slide 15 - Tekstslide

Afsluiting
De doelen: behaald?
- Je weet aan het eind van de les wat het schrijfexamen inhoudt
- Je weet aan het eind van de les waar je op beoordeeld wordt tijdens het schrijfexamen
- Je weet aan het eind van de les wat een betoog is, wat de kenmerken van een betoog zijn en het doel van een betoog
- Je hebt geoefend met het formuleren van argumenten n.a.v. een stelling en je mening daarover
- Je bent begonnen aan het schrijven van een betoog

Nog vragen?

Slide 16 - Tekstslide