Les 1 BK Basisstof 1: Organismen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom bij biologie

Wat gaan we vandaag doen?

Lesdoelen

Uitleg basisstof 1.1

Aan de slag! 

Basisstof 1.1 Organismen:  

-samen opdracht 1 t/m 5

-zelfstandig maken: opdracht 6 t/m 10

Lesdoelen

1.1.1 Je kunt uitleggen wat een organisme is.

1.1.2 Je kunt de zeven levenskenmerken noemen.

1.1.3 Je kunt omschrijven wat groei is.

1.1.4 Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Thema 1 Planten en Dieren

planten en dieren

BIOLOGIE

BIOS = LEVEN

LOGOS = LEER/WETENSCHAP

Biologie =de leer van het leven

Thema 1 Planten en Dieren

planten en dieren

Hoofdstuk 1 Organismen

Leerdoelen:

• Je kunt uitleggen wat een organisme is.
• Je kunt de 7 levenskenmerken noemen.
• Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Wat is biologie?

Biologie gaat over organismen. 

Een organisme is een levend wezen. Mensen, dieren en planten zijn levende wezens, dus organismen.

Bij biologie leer je over het leven op aarde.

Organisme

Alle levende dingen/wezens op aarde  worden organismen genoemd.

Denk hierbij aan dieren en planten, maar ook aan schimmels en bacteriën.

De zeven levenskenmerken

Wat maakt iets levend?

7 levenskenmerken: 

1. Waarnemen
   
2. Bewegen
3. Voeden
4. Voortplanten
5. Groeien
6. Uitscheiden
7. Ademhalen

Levend - dood - levenloos

Levend-dood-levenloos

• Levend is een organisme dat levensverschijnselen vertoond.
  

• Dood is een organisme dat levensverschijnselen heeft vertoond, nu niet meer.
   
• Levenloos heeft nooit levensverschijnselen vertoond (is dus geen organisme).

Levend - dood - levenloos

Mag je iets levenloos een organisme noemen?

1. ja
2. nee

Hoe noem je een organisme als het geen levenskenmerken meer heeft?

1. Levenloos
2. Dood

Levend

Dood

levenloos

Aan de slag! Thema 1

Wat?   

Basisstof 1.1 opdracht 1 t/m 5. Doen we klassikaal

Waar? 

In je boek

               

Zelf aan de slag Thema 1

Wat? Basisstof 1.1 opdracht 6 t/m 10 

Hoe? Alleen of fluisterend samen met je buur.

Hulp? Vragen aan je buur of de docent.

Tijd? Tot het einde van de les of bij huiswerkklas afmaken

Uitkomst, wat doen we ermee? Zelf nakijken, volgende les bespreken.

Klaar? boek lezen, ander werk maken