ABR6 13.05.2024

Welkom!
13.05.2024
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
AndersMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
13.05.2024

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Vakantie
- Terugblik
- Start thema 3
- 3.1
- 3.2
(Spel)
(Nieuws)
- Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Vakantie
- Hoe was je vakantie?
- Heb je iets leuks gedaan?
- Heb je nog Nederlands gesproken? 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Start thema 3
  • Waar gaat het thema over?
  • Bekijk de inhoudsopgave
  • Welke woorden ken je al?

Slide 5 - Tekstslide

3.1
  • Woont jouw familie in Nederland?
  • Wie wel/wie niet?
  • Waar woont je familie?
  • Bel je wel eens via internet?
  • Waarom wel/waarom niet?
  • Met wie bel je? 

Slide 6 - Tekstslide

3.1
  • Bekijk de video 

Slide 7 - Tekstslide

3.1
Nieuwe woorden:
- de basisschool
- zorg....voor (zorgen voor)
- omdat
- binnenkort
- mis (missen)
- het contact
- mail

Slide 8 - Tekstslide

3.1
- slim
- proberen
- buitenland

Slide 9 - Tekstslide

3.1
- Luister nog een keer naar de tekst
- Maak opdr. 3
- Luister nog een keer naar de tekst
- Maak opdr. 4
- Lees de tekst (3.1)

Slide 10 - Tekstslide

3.1
- Maak zelfstandig opdr. 6, 7, 8 en 9
- Bespreken

Slide 11 - Tekstslide

3.1
- Samen luisteren (opdr. 10 + 11)

Slide 12 - Tekstslide

3.1
  • Maak in tweetallen opdr. 12 & 13
  • Bespreken
  • Werkblad 3.1a
  • Praat samen
  • Vertel iets aan elkaar over jouw familie
  • Klassikaal bespreken

Slide 13 - Tekstslide

3.1
  • Werkblad 3.1b
  • Schrijf een tekst voor een nieuwsbrief

Slide 14 - Tekstslide

3.2
  • Bekijk de video

Slide 15 - Tekstslide

3.2
  • Je kunt zinnen maken met 2 hoofdzinnen
  • Na de woorden en, want, maar, dus en of komt er een hoofdzin. 
  • Voorbeeld: Ik heb het koud, want het sneeuwt.
  • Voorbeeld: Tom is vrij, dus hij gaat naar huis. 
  • Je ziet: het eerste werkwoord staat op de tweede plaats

Slide 16 - Tekstslide

3.2
  • Je kunt ook een zin maken met een hoofdzin en bijzin.
  • Na de woorden omdat en als komt er een bijzin. 
  • Voorbeeld: Ik drink water, omdat ik dorst heb. 
  • Voorbeeld: Mariam eet een broodje als ze honger heeft.
  • Bij omdat en als staan de werkwoorden achteraan in de zin. 

Slide 17 - Tekstslide

3.2
Omdat, want en als:
Omdat/want: 
-Betekent hetzelfde als want, maar de woordvolgorde in de zin is anders.
- Met omdat geef je een reden (antwoord op de vraag ''waarom'')
- Met omdat mag je een nieuwe zin beginnen, met want niet. Want gebruik je alleen ''in het midden van de zin''.
Als:
- Als gebruik je bij ''wanneer''. Je geeft een tijd aan. 


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

3.2
- Klassikaal opdr. 18

Slide 20 - Tekstslide

3.2
- Maak zelfstandig opdr. 19, 20, en 21
- Bespreken

Slide 21 - Tekstslide

Spel ''Codekraker''
- Groepjes van 3/4
- 1 persoon moet raden
- Hints geven, niet het woord gebruiken!
- 1 minuut de tijd

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Afsluiting
- Vragen?
- HW: alles af 3.1 + 3.2 boek + online

Slide 24 - Tekstslide