H3 a.8-b.3

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

H3 a.8-b.3

Op de volgende slide zie je van welke woorden ik verwacht dat je straks kan benoemen. Check met je buren of je deze goed hebt. Daarna volgen vragen.

Welk stilistisch middel herken je in haud facile (a. 8)

carior (a. 9) is een

1. stellende trap
2. comparativus
3. superlativus

agendum (a. 11) is:

1. gerundium , want het congrueert niet
2. gerundium, want het congrueert als nd met het onderwerp quid
3. gerundiVum, want het congrueert niet
4. gerundiVum, want het congrueert als nd met het onderwerp quid

capessenda (b. 1) is:

1. gerundium , want het congrueert niet
2. gerundium, want het congrueert met pericula
3. gerundiVum, want het congrueert niet
4. gerundiVum, want het congrueert met pericula

Bij b.1-2 hier is sprake van een anafoor, om welk woord gaat het dan?

In b.1-2 is sprake van een parallellisme. Laat dat zien door de juiste woorden te slepen.

A1

A2

B1

B2

C1

C2

plurimum (1)

plurimum (2)

audaciae

ad pericula capessenda

inter ipsa pericula 

consilii

erat

In b.2-3 is ooksprake van een parallellisme. Laat dat zien door de juiste woorden te slepen.

A1

A2

B1

B2

C1

C2

nullo labore

animus

aut (1)

corpus

poterat

vinci

fatigari

aut (2)

In b.1-3 is sprake van een asyndeton achter welk woord ontbreekt een voegwoord?

1. capessenda
2. plurimum
3. erat
4. fatigari

In b.1-3 is ook sprake van een polysyndeton. Om welke voegwoorden gaat het?

Vertalen b. 3-13

1. Leer de woorden van blok 2 (zie quizlet of achterin je boek)

2. Vertaal b3-13 met behulp van de vertaalhulp op de volgende slides (of straks op het bord)