4.1 vlakke figuren Nu rekenen 2e editie


4.1 Vlakke figuren
4.2 Lengte en omtrek
4.3 Oppervlakte
4.4 Ruimtelijke figuren
4.5 Inhoud
4.6 gemengde opdrachten
Meetkundige figuren

Hoofdstuk 4 Nu rekenen 2e editie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


4.1 Vlakke figuren
4.2 Lengte en omtrek
4.3 Oppervlakte
4.4 Ruimtelijke figuren
4.5 Inhoud
4.6 gemengde opdrachten
Meetkundige figuren

Hoofdstuk 4 Nu rekenen 2e editie

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn vlakke figuren?

Slide 2 - Woordweb

Lesdoel
Na deze les weet je:
  • wat vlakke figuren zijn en kun je die benoemen
  • wat loodrecht en haaks betekent
  • wat evenwijdig en parallel betekent
  • wat spiegelsymetrisch en draaisymetrisch betekent
  • Wat een spiegellijn is 

Slide 3 - Tekstslide

4.1 Vlakke figuren
  • Vlakke figuren zijn tweedimensionaal.
  • Lijnen die elkaar onder een rechte hoek (90°) snijden noemen we haaks of loodrecht.
  • Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden noemen, zijn evenwijdig of parralel.

Slide 4 - Tekstslide

Welke vlakke figuren hebben een rechte hoek ?
A
vlieger
B
parallellogram
C
vierkant
D
ruit

Slide 5 - Quizvraag

Vlakke figuren zijn
A
twee dimensionaal
B
drie dimensionaal

Slide 6 - Quizvraag

Welke figuren zijn vlakke figuren?
A
2, 7, 8
B
1, 3, 4, 5
C
1,3,8
D
geen

Slide 7 - Quizvraag

4.1 Symmetrie
Een figuur die je kunt dubbelvouwen, zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegelsymmetrisch of lijnsymmetrisch.

Slide 8 - Tekstslide

4.1 Symmetrie
Een figuur dat na draaien met zichzelf samenvalt, heet draaisymmetrisch.
Let op: een figuur is niet draaisymmetrisch als het pas bij helemaal ronddraaien op zichtzelf terecht komt.

Slide 9 - Tekstslide

4

Slide 10 - Video

00:51
Hoe groot zijn de hoeken van een vierkant
A
180°
B
45°
C
90°
D
360°

Slide 11 - Quizvraag

01:10
Hoeveel symmetrie assen heeft een rechthoek
A
4
B
2
C
8
D
geen een

Slide 12 - Quizvraag

02:00
Wat is waar :
Bij een gelijkbenige driehoek
A
zijn alle 3 zijden even lang
B
heb je 2 symmetrie assen
C
zijn 2 zijden even lang
D
heb je geen symmetrie as

Slide 13 - Quizvraag

02:54
Bij een ruit is de hoek net zo groot als bij een vierkant en dus 90°
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

0

Slide 15 - Video

Welke lijnen zijn evenwijdig. Plaats de juiste tekens in de figuur?
timer
0:30
>>
>>
>
>
>>>
>>>

Slide 16 - Sleepvraag

Een figuur die na draaien met zichzelf samenvalt heet....

Slide 17 - Open vraag

Hoeveel keer komt de velg bij
ronddraaien op zichzelf terecht?
timer
1:00
A
10
B
5
C
1
D
7

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel keer komt de velg bij
ronddraaien op zichzelf terecht?
timer
1:00
A
6
B
1
C
3
D
5

Slide 19 - Quizvraag

Hoeveel keer komt de velg bij
ronddraaien op zichzelf terecht?
timer
1:00
A
10
B
1
C
2
D
5

Slide 20 - Quizvraag

Welke kaart is
niet draaisymetrisch?

Slide 21 - Open vraag

Figuren kunnen we indelen in vlakke figuren en ruimtefiguren.
Sleep de namen van de figuren naar de juiste plek.
Vlakke figuur
Ruimte figuur
Ruit
Vlieger
Kubus
Piramide
Vierkant
Cilinder
Driehoek
Parallellogram
Rechthoek

Slide 22 - Sleepvraag

Huiswerk
  1. Maak de instaptoets van hoofdstuk 4
  2. Maak de opdrachten van 4.1 online of in je boek

Slide 23 - Tekstslide