3.1 Elektriciteit en lading

3.1 Elektriciteit en lading
Voorkennis
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.1 Elektriciteit en lading
Voorkennis

Slide 1 - Tekstslide

 Spanningsbronnen
Polen



hoeveel polen heeft een spanningsbron?

 

Slide 2 - Tekstslide

V - VOLT

Slide 3 - Tekstslide

Geleiders en isolatoren.

Voorbeelden van geleiders zijn:
Koper                 zilver
ijzer                    lood
Staal                  zink
Nikkel                 brons
Goud              koolstof
Een geleider is een stof die een elektrische stroom goed doorlaat.
6.2 stroomkringen

Slide 4 - Tekstslide

6.2 stroomkringen
Om een elektrisch apparaat te laten werken sluit je deze met een snoer aan op een spanningsbron.
Er gaat een elektrische stroom lopen.
De elektrische stroom transporteert de elektrische energie naar het apparaat.

Slide 5 - Tekstslide

Geleiders en isolatoren.

Voorbeelden van isolatoren zijn:
Hout            steen
Plastic         kurk
Papier         marmer
Glas            perspex
Rubber        zuiver water

Een isolator is een stof die elektrische stroom niet doorlaat.

6.2 stroomkringen

Slide 6 - Tekstslide

Elektrische symbolen
De rechter symbolen moet je kunnen herkennen en tekenen.
6.2 stroomkringen

Slide 7 - Tekstslide

De hoeveelheid stroom kun je meten.


Een stroommeter noem je ook wel een ampèremeter.

Dit doe je met een stroommeter. Een stroommeter meet de stroomsterkte.(grootheid).
De eenheid van stroomsterkte is Ampère (A).

6.2 stroomkringen

Slide 8 - Tekstslide

Meetbereik

Als je gaat meten moet je eerst het grootste meetbereik kiezen.

Het meetbereik is het gebied waarin gemeten kan worden.

6.2 stroomkringen

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer loopt ergens stroom?
  1. Als de stroomkring gesloten is.
  2. Als er spanning over staat. (Komt natuurlijk uit een spanningsbron)


Eenheden:

Spanning (U):               in Volt (V)

Stroomsterkte (I):       in Ampère (A)

Slide 10 - Tekstslide

Stroomsterkte
Door een stroomkring gaat een stroom. De stroomsterkte geeft aan hoe groot de stroom is. De stroomsterkte wordt aangegeven met de eenheid Ampère. 

Grootheid = Stroomsterkte = I
Eenheid = Ampère = A

Slide 11 - Tekstslide

Ampère omrekenen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

H3 Elektriciteit
TW

Slide 14 - Woordweb

3.1 Elektriciteit en lading

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
je leert hoe lading elektrische verschijnselen veroorzaakt

Slide 16 - Tekstslide

Elektronen 'springen over'. De netto lading van de één wordt positief, van de ander negatief

Slide 17 - Tekstslide

Stroom is bewegende lading

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Stroomsterkte I
Met de stroomsterkte (I) geef je aan hoeveel lading er per seconde door een punt of draad stroomt. De eenheid van stroomsterkte is ampère (A).

Slide 20 - Tekstslide

Zelfde lading stoot elkaar af

Slide 21 - Tekstslide

lading verplaatst = stroom
in natuurkunde van + naar -, (in werkelijkheid elektronen van - naar +)
stroom = hoeveelheid lading per seconde komt er voorbij

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Stroom = hoeveel elektronen (lading) komen er per seconde voorbij

             Grootheid:   Stroom      I
             Eenheid:      Ampère     A
Bijvoorbeeld: de stroom door de lamp is 5 ampère
                          dan schrijf je: I = 5 A

Stroom loopt alleen als de stroomkring gesloten is!
De elektronen moeten een rondje kunnen maken.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

https://phet.colorado.edu/sims/html/circuit-construction-kit-ac/latest/circuit-construction-kit-ac_all.html?locale=nl

Slide 26 - Tekstslide

VOLGENDE LES
Breng in de volgende les 10 muntjes van 5 cent mee.

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de voorwaarde dat dit kan gebeuren?

Slide 28 - Tekstslide

Stroomkring moet gesloten zijn.
Ampèremeter "telt" hoeveel lading per seconde voorbij komt. Oftewel, meet de stroomsterkte.
Daarom zet je ampèremeter altijd in serie

Slide 29 - Tekstslide

Waarom gaat lampje branden van elektronen?
Elektronen hebben energie nodig om lampje te laten branden.
Deze komt van de spanningsbron.
Deze geeft spanning af.
Spanning is energie per seconde

Spanningsbron "duwt" ook de elektronen vooruit. Zonder spanningsbron blijven elektronen op hun plek

Slide 30 - Tekstslide

spanningsbron
Spanning meet je met een spanningsmeter
Deze plaats je parallel over een lampje.
Zo kan die meten hoeveel energie de elektronen hebben voor het lampje, en hoeveel nog na het lampje.
Grootheid:    Spanning    U
Eenheid:        Volt               V

Slide 31 - Tekstslide

Schakelingen tekenen
- tekenen altijd met potlood
- schakeling altijd in een rechthoek
- elementen nooit in een hoek tekenen

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Spanningsbronnen
- Elektriciteit wordt geleverd door een spanningsbron.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide