4. Zelfstandige naamwoorden

Español A1/A2 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Español A1/A2 

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?
Zelfstandige naamwoorden in het Spaans
(bladzijde 22)

Slide 2 - Tekstslide

Het Spaans kent twee soorten zelfstandige naamwoorden:

Vrouwelijk
La casa
La estación
La ciudad
La chica
La libertad



Mannelijk
El libro
El chico
El amor
El hotel
El garaje

Slide 3 - Tekstslide

Bladzijde 22:
Maak opdracht 1.07

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden

Mannelijke zelfstandige 
naamwoorden eindigen op:
 -O: zoals EL libro (het boek), EL niño  (de jongen), EL cuaderno (het schrift)
 -L: zoals EL hotel (het hotel), EL árbol (de boom) 
 -AJE: zoals EL equipaje (de bagage), EL garaje (de garage)
 -OR: zoals EL amor (de liefde) EL vendedor (de verkoper)
-MA: zoals EL sistema (het systeem).


Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden eindigen op:
-A: zoals LA casa (het huis), LA niña 
(het meisje) LA bicicleta (de fiets)
-SIÓN: LA decisión (de beslissing) 
-CIÓN: LA estación (het station) 
-DAD: LA edad (de leeftijd) LA verdad (de waarheid)
-TAD: LA libertad (de vrijheid),
 -ED: LA pared (de muur)


Slide 6 - Tekstslide

Femenino (vrouwelijk)
Masculino (mannelijk)
Chica
Plato
Ciudad
Problema
Fútbol

Slide 7 - Sleepvraag

Plural (meervoud)
Als je een Spaans woord in het meervoud zet. komt er 's' of 'es' bij.
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord op een klinker (A/E/O/U/I)?    +s
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord niet op een klinker?               +es
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord op  'z'? Dan wordt het een 'c'

CASA    -> CASAS                                 HOTEL      -> HOTELES
LIBRO    -> LIBROS                               MES        -> MESES
FELIZ    -> FELICES                              PEZ           -> PECES

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het meervoud van:
perro (hond)
A
perroes
B
perros

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van:
pared (muur)
A
paredes
B
pareds

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het enkelvoud van:
relojes (klokken)
A
reloje
B
reloj

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het enkelvoud van:
bicicletas (fietsen)
A
biciclet
B
bicicleta

Slide 12 - Quizvraag

Maak het meervoud van:
hotel

Slide 13 - Open vraag

Maak het enkelvoud van:
casas (huizen)

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Link

Los deberes:

Slide 16 - Tekstslide