les 5 herhaling en vormgevingsaspect ruimte

les 5                  vandaag
herhaling
- verschijningsvormen/
beeldragers, 
- voorstelling/vormgeving,
- compositie/ordening
- vormgevingsaspect LIJN
nieuw:
- vormgevingsaspect RUIMTE

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

les 5                  vandaag
herhaling
- verschijningsvormen/
beeldragers, 
- voorstelling/vormgeving,
- compositie/ordening
- vormgevingsaspect LIJN
nieuw:
- vormgevingsaspect RUIMTE

Slide 1 - Tekstslide

wat zijn beeldragers/verschijningsvormen?

Slide 2 - Open vraag

De verschijningsvorm van een kunstwerk is hoe het kunstwerk zich laat zien (wat het is) , bijvoorbeeld als een autonoom of een toegepast kunstwerk. Of als 2D of 2D . Of als stilstaand of bewegend.

Beelddrager kan bijv een schilderij , een ets een animatie, een gebouw(architectuur) , een installatie, of keramiek ......enz enz zijn

Slide 3 - Tekstslide

wat is het verschil tussen een autonoom en een toegepast kunstwerk?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Deze begrippen horen bij voorstelling en moet je kennen.
Zoek op in je boek welke je nog niet weet.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Aspecten van de voorstelling
Aspecten van de vormgeving
Dit stilleven verbeeld de sterfelijkheid van de mens
Door het clair obscure lichtgebruik wordt de dramatiek van het werk versterkt
Op dit schilderij staat onder andere een schedel en een glas afgebeeld
Het geheel is heel diagonaal geordend

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is compositie ook al weer ?
Compositie is de manier waarop de onderdelen van een kunstwerk geordend worden.  WAt staat WAAR?

Iedere compositie heeft een ander effect op het kunstwerk.



Johannes Vermeer, Meisje met de 
parel ± 1665-1667, olieverf op doek

Slide 11 - Tekstslide

ordening / compositie / compositieschema
geometrische compositie
horizontale compositie
verticale compositie 
diagonale compositie
centrale compositie

over-all compositie
symmetrische compositie
asymmetrische compostie
statische compositie
dynamische compositie

Slide 12 - Tekstslide

Eén van de meest persoonlijke beeldaspecten is het gebruik van lijn, ook wel het 'handschrift van de kunstenaar'

Je hebt heel veel verschillende manieren om lijnen te gebruiken. Wat is het effect?
Lijnsoorten
Rechte lijn
    Gebroken lijn
    Gebogen lijn
    Gegolfde lijn
    Doorgetrokken lijn
    Onderbroken lijn
    Dunne lijn
    Dikke lijn

Slide 13 - Tekstslide

lijn
Contour: de contour is een lijn die om een vorm heen getekend wordt. Met deze omtreklijn kan je de buitenkant van een vorm benadrukken.

Lijndikte: de dikte van de lijnen bepaald mede de expressie van een vorm/ tekening. Dikke lijnen zijn krachtiger dan dunne onderbroken en gevoelige lijnen.

Lijnrichting: is de richting waarheen een lijn getrokken wordt. bijv. Van linksonder naar rechts boven. Je kunt verschillende lijnrichtingen combineren. Bijv. Om de vorm en plasticiteit van een voorwerp weer te geven.


Slide 14 - Tekstslide

lijn
Lijnsoort: lijnen kunnen op verschillende manieren zijn getekend: recht, strak, bibberig, dik, dun, kronkelend, vloeiend, slingerend (Steinback tekening, op visite met verschillende mensen)

Lijnwerking: door het gebruik van lijnen kunnen bepaalde effecten worden bereikt: er kan onrust en beweging worden gesuggereerd door schuine en diagonale lijn en een statische, stabiel effect worden bereikt door horizontale en verticale lijnen, diepte door perspectief.

Lijnvoering:  is de karakteristieke manier waarop met lijnen is gewerkt; bijv. krachtig, zeer dun, nerveus.

Lineair: een vorm die voornamelijk is opgebouwd uit lijnen

Slide 15 - Tekstslide

Beeldaspect RUIMTE
Beeldende vorming gt vmbo
syllabus centraal examen

Slide 16 - Tekstslide

timer
1:00
Beeldaspect Ruimte
Waar denk je aan bij het beeldaspect Ruimte

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Video

Beeldaspect RUIMTE
begrippen die je moet kennen

Slide 19 - Tekstslide

Ruimtesuggestie
Iets dat ruimtelijk lijkt op een plat vlak, zoals een schilderij of tekening, maar dat in werkelijkheid natuurlijk niet is.

Slide 20 - Tekstslide

Ruimtewerking
Een driedimensionaal beeld neemt ruimte in, omdat het hoogte, breedte en diepte heeft. Een schilderij heeft maar twee dimensies: hoogte en breedte. Toch kan met een aantal trucjes ook in een schilderij diepte gesuggereerd worden. De ruimtelijkheid die in een kunstwerk zit, of lijkt te zitten, heet ruimtewerking.

Slide 21 - Tekstslide

Ruimte-omvattend (open)
Een vorm die ruimte inneemt, maar waarbij de ingenomen ruimte toch zichtbaar blijft. Bijvoorbeeld omdat de vorm doorzichtig of skeletachtig is.

Slide 22 - Tekstslide

Ruimte innemend, gesloten massief
Een beeld dat ruimte vullend is lijkt massief, en laat niets van de binnenruimte zien. Het beeld neemt dus ruimte in.

Slide 23 - Tekstslide

Afsnijding

Een gedeelte van de voorstelling valt buiten het kader (de rand) van het kunstwerk, wordt weggelaten. Het kader snijdt zeg maar dwars door de vorm(en) heen. De toeschouwer kan de voorstelling buiten het kader in gedachten voortzetten.


Dit lijkt de voorstelling meer ruimtelijk te maken.

Slide 24 - Tekstslide

Kader

De omtrek of rand van wat in beeld is;

soms in de vorm van een lijst.

Slide 25 - Tekstslide

Standpunt
De plaats van waaruit iets wordt bekeken en in beeld wordt gebracht;
met de keuze van het standpunt hoe iets en welke kant ( aanzicht) in beeld komt. dat heeft invloed op het effect: gewoon, groots, klein, dreigends....

Slide 26 - Tekstslide

Kikvorsperspectief
Ergens vanaf een zeer laag standpunt tegenaan kijken, alsof je het uit de ogen van een kikker ziet.

Slide 27 - Tekstslide

vogelvluchtperspectief
Ergens vanuit een zeer hoog standpunt tegenaan kijken, alsof je er overheen vliegt.

Slide 28 - Tekstslide

Close-up
Van dichtbij ingezoomd op (een onderdeel van) een onderwerp. Veel gebruikt in fotografie en film, maar ook wel in de moderne schilderkunst.

Slide 29 - Tekstslide

Atmosferisch perspectief
Ruimtewerking door kleuren op de voorgrond duidelijker, helderder of feller te maken en op de achtergrond vager en zachter.

Slide 30 - Tekstslide

Coulissenwerking
Ruimte uitbeelding in een schilderij d.m.v. gedeeltelijk achter elkaar staande vlakken, zoals je dat ook ziet in een kijkdoos of bij toneeldecors.

Slide 31 - Tekstslide

Lijnperspectief
Vorm van ruimtesuggestie volgens een wiskundige methode door middel van vluchtlijnen die naar één of meer verdwijnpunten op de horizon lopen:
Verdwijnpunt: Ook wel ‘vluchtpunt’. Het punt op de horizon waar de vluchtlijnen (alle evenwijdige horizontale lijnen) samenkomen als je ze met het oog doordenkt. Er kunnen meerdere vluchtpunten zijn, afhankelijk van het standpunt van de kijker.
V
Vluchtlijnen: Hulplijnen die door de evenwijdige, horizontale lijnen van een vlak lopen en verder worden doorgetrokken. Bij het juiste perspectief komen deze vluchtlijnen samen in één punt op de horizon: het verdwijnpunt.
V

Slide 32 - Tekstslide

Kleurperspectief
Ruimtesuggestie waarbij de ruimtelijke werking van kleur wordt gebruikt (rood of oranje komen bijvoorbeeld naar voren, terwijl blauw of groen naar achter wijken).

Slide 33 - Tekstslide

Overlapping, overlappen
Manier van ruimtesuggestie waarbij gedeelten van vormen niet te zien zijn omdat er andere vormen vóór staan.

Slide 34 - Tekstslide

Plasticiteit, plastisch
Suggestie van ruimtelijkheid in een plat vlak, zoals in een schilderij. Plasticiteit in een voorstelling wordt vooral verkregen door het gebruik van eigen schaduw, slagschaduw en belichte plekken (glimlichten). Ook verloop in kleur van licht naar donker maakt vormen in een schilderij plastisch.

Slide 35 - Tekstslide

Plat
Tweedimensionaal, zonder ruimte(suggestie).

Slide 36 - Tekstslide

Verkleining (groot voor - klein achter
Op de voorgrond zijn vormen groot afgebeeld. Verder naar achteren wordt alles kleiner. Zo ontstaat ruimte en diepte.

Slide 37 - Tekstslide

Verkorting, verkort
De lengte van een vorm op een schilderij lijkt korter dan hij in werkelijkheid is. Dit ontstaat wanneer een lange vorm naar de toeschouwer is gericht: de eigenlijke lengte is daardoor niet in de volle lengte zichtbaar. Het standpunt van waaruit iets bekeken wordt bepaald of sommige vormen verkort zichtbaar zijn.

Slide 38 - Tekstslide

Vervaging
Verder naar achteren wordt alles vager en waziger afgebeeld, zo ontstaat ruimte en diepte. Zie ook ‘Scherptediepte

Slide 39 - Tekstslide

Scherptediepte
Diepte die ontstaat, in bijvoorbeeld een foto of een schilderij, doordat sommige onderdelen scherp zijn (en dus dichtbij lijken) en andere onderdelen vaag (en dus veraf lijken).

Slide 40 - Tekstslide

Hier wordt de ruimte voornamelijk gesuggereerd door:
A
afsnijding
B
lijnperspectief
C
standpunt
D
atmosferisch perspectief

Slide 41 - Quizvraag

Hier wordt de ruimte voornamelijk gesuggereerd door:
A
afsnijding
B
lijnperspectief
C
standpunt
D
atmosferisch perspectief

Slide 42 - Quizvraag

Hier wordt de ruimte voornamelijk gesuggereerd door:
A
overlapping
B
lijnperspectief
C
standpunt
D
atmosferisch perspectief

Slide 43 - Quizvraag

Geen
Lijnperspectief
Plasticiteit
Atmosferisch perspectief

Slide 44 - Sleepvraag

kies uit de volgende 'doe' opdrachten:

- teken/collage
- van Gogh

Slide 45 - Tekstslide



 Doe Opdracht:

  1. Zoek een plaatjes uit een tijdschrift waar diepte in zit
  2. Maak een ontwerpschets  waarbij je in de foto een stukje potloodtekening plakt dat goed aansluit; potlood  en foto
  3. Plak het erin, gebruik weinig lijm.
  4. Werk je ontwerp uit.
  5. Zorg dat je tekening goed doorloopt in de foto.
  6. Fotografeer het eindresultaat.

Slide 46 - Tekstslide

0

Slide 47 - Video

Schrijf nu drie dingen op die je hebt geleerd

Slide 48 - Open vraag

Stel één vraag over iets wat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 49 - Open vraag

Let op!
Hou je lessen goed bij
want in de toetsweek volgt een
toets over
voorstelling en vormgeving ( de behandelde beeldaspecten).

Slide 50 - Tekstslide