Les 2 De koning en zijn leenmannen



Geschiedenis
Introductie
Les 1 de koning en zijn leenmannen
Geschiedenis
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



Geschiedenis
Introductie
Les 1 de koning en zijn leenmannen
Geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

Klik door voor een moeilijkere Quiz!
Kun jij deze tijdvakken op de juiste volgorde zetten?

Slide 2 - Sleepvraag

In het West-Romeinse Rijk, met de hoofdstad Rome (later: Milaan en Ravenna), spraken de meeste mensen Latijn.
In het Oost-Romeinse Rijk, met de hoofdstad Constantinopel, spraken de meeste mensen Grieks.

Slide 3 - Tekstslide


Grote Volksverhuizing
3e eeuw - 5e eeuw



  • ...Europese stammen slaan op de vlucht en kunnen, nu de grenzen niet meer zijn bewaakt, het Romeinse Rijk binnentrekken. 
  • En door deze volken, gaan andere volken ook weer op de vlucht. In heel Europa trekken volken rond.

Slide 4 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk


Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof 
zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


De Grote Volksverhuizing tussen de 3e en 5e eeuw.
De Hunnen waren een stam uit Azië. Ze waren gevreesd omdat ze erg wreed zouden zijn. Europese stammen slaan op de vlucht en kunnen, nu de grenzen niet meer zijn bewaakt, het Romeinse Rijk binnentrekken.
De Vandalen kwamen helemaal tot aan Rome. Ze plunderden de stad een paar keer en roofden zelfs het goud van de tempeldaken. Het begrip vandalisme komt inderdaad van de plunderende Vandalen.
De Angelen en Saksen steken de Noordzee over en komen terecht in Engeland.
Veel namen van stammen kom je tegenwoordig nog steeds tegen in namen van landen en streken: Franci (Frankrijk), Alemanni (Duitsland, in het Frans: Allemange), Bavarii (Beieren), enz.

Slide 5 - Tekstslide


Wat is er gebleven?

  • In de duizend jaar dat het West-Romeinse Rijk heeft bestaan, heeft het veel achtergelaten
  • Bijvoorbeeld: de taal (Latijn), de godsdienst (christendom), techniek, de kalender en wetgeving.
  • Veel kennis van de grote Griekse en Romeinse geleerden blijft bewaard in boeken, vooral in de bibliotheken van het Oost-Romeinse Rijk.
De Amerikaanse schilder Thomas Cole maakte tussen 1833-1836 een serie schilderijen over een niet-bestaand rijk, dat erg lijkt op het Romeinse Rijk (maar het niet is!).
Dit is het vijfde schilderij uit de serie en heet Desolation (verlatenheid, eenzaamheid), en toont een rijk nadat het is ingestort.
Ook hier lijkt het weer een beetje op Rome, na de val van het West-Romeinse Rijk: de ruïnes zijn overgebleven...

Slide 6 - Tekstslide

Middeleeuwen
Germanen stichtten nieuwe koninkrijken in West-Europa.
Grote veranderingen, daarom nieuwe periode : MIDDELEEUWEN
500-1500

Slide 7 - Tekstslide

Einde van de vrede

  • Na eeuwen van rust en vrede onder het Romeinse rijk komen de Grote Volksverhuizingen.
  • Er breekt een periode van oorlog en onrust uit.
  • Zwakke keizers missen steun van volk en leger
  • Om Germanen buiten het rijk te houden worden ze afgekocht.
  • Gevolg: economische problemen.

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je uitleggen:

- Hoe het Frankische rijk is ontstaan.

- Hoe het leenstelsel werkte onder Karel de Grote.

- Wat zendgraven zijn


Slide 9 - Tekstslide

Rome
Rome
Rome
Middeleeuwen
Middeleeuwen 
Middeleeuwen
Middeleeuwen
Middeleeuwen

Slide 10 - Sleepvraag

Wat zijn de "Middeleeuwen?"
A
Eeuwen die in het "midden" liggen
B
De eeuwen tussen de Griekse en Romeinse oudheid
C
De eeuwen die starten na de Renaissance
D
Eeuwen die tussen twee bloeiperiodes liggen

Slide 11 - Quizvraag

Welke kenmerken passen het beste bij de middeleeuwen?
A
Grote steden en langeafstandshandel
B
Weinig steden, nauwelijks handel
C
Romanisering
D
Landbouwsamenleving

Slide 12 - Quizvraag

Welk begrip past het beste bij de afbeelding?
A
Horige
B
Domein
C
Herendiensten
D
Koninkrijk

Slide 13 - Quizvraag

Hiernaast zie je een domein. Wie was de baas van een domein?
A
Een horige
B
Een vrije boer
C
Een landheer
D
de burgemeester

Slide 14 - Quizvraag

Eerst de naam: 
De Middeleeuwen

  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 15 - Tekstslide


Onrustige tijden in Europa
500-800



  • Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen.
  • Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.

  • Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer).

Slide 16 - Tekstslide


Het Frankische Rijk
751-870



  • Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.  
  • In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide


Het leenstelsel

  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten

  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme

Slide 19 - Tekstslide

Zendgraven
Zendgraven maakten de wetten van de keizer bekend.
Verder controleerden ze of de leenmannen zich wel hielden aan het belasting betalen en het handhaven van de wetten.

Slide 20 - Tekstslide

Leenstelsel
  • De leenman van de koning kan zelf zijn land ook uitlenen.

  • De leenman wordt een leenheer

  • Om iedereen te controleren stuurt de koning Zendgraven rond



Slide 21 - Tekstslide

gelaagde samenleving; simpel en overzichtelijk; er is adel (de koning/leenheer en de vazallen/leenmannen en er zijn boeren.

Slide 22 - Tekstslide


Het Frankische Rijk valt uiteen

  • Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
  • De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!

  • Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 24 - Quizvraag

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend op tijd opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn zendgraven?
A
Iemand die namens de koning door het Rijk reisde en de leenmannen controleerde
B
Edelman die een gebied bestuurde voor zijn leenheer
C
Edelman die een deel van zijn gebied liet besturen door iemand anders
D
Een Middeleeuwse postbode

Slide 26 - Quizvraag

Feodalisme is hetzelfde
als leenstelsel
A
niet waar
B
waar

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk (pak je agenda)




                            

                           
                               
                                   
                                       
       
           
               
       
   
               
                   
                   
                       
                           
   
     
       
 
   
   
   
   
   
   
   
     
       
       
     
   
 

   
   

   
   

   
   

   
       
           
               
 
   
   
   
   
       
           
                Vragen over de vorige les????
           
       
       
   
   
   
 
 
           
       
   

 
 
 
     
   
   
   
     
   
 
                       
                   
               
               
                   
                       
                         Jagers en Verzamelaars
                   
               
               
                     
               
               
                   
                       
                           
                             
                           
                       

                   
               
           
       
   

                                   
                               
                           

                           
                       
Behaal 5 sterren in het sterrenboekje






Slide 28 - Tekstslide