Woordenschat les 2

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Pak je woordenschrift

Je krijgt 10 nieuwe woordjes. 

Schrijf de woorden op in je woordenschrift. 

Schrijf de betekenis erbij. 

Je mag het ook in je eigen taal erbij schrijven. 

stelen

 

(stiekem) iets pakken wat niet van jou is / jatten

De jongen heeft in de supermarkt twee blikjes cola gestolen (gejat).

Stelen mag niet!

spijbelen

 

niet naar school gaan als je wel naar school moet.

Mijn vriend spijbelde, omdat hij geen zin had om naar school te gaan.

nerveus

 

zenuwachtig / bang omdat iets verkeerd kan aflopen

Voor een toets ben ik altijd nerveus.

voortaan

 

vanaf nu af aan

Voortaan maak je je huiswerk op school in plaats van thuis.

Voortaan eet ik elke dag een stuk fruit. Dat deed ik vroeger nooit.

de reden

waardoor het komt /

waarom je iets doet of vindt

Wat is de reden dat jij niet op school was?

nerveus

spijbelen

stelen

de reden

voortaan

Stelen betekent:

1. Iets pakken wat niet van jou is
2. jatten
3. pikken
4. wegnemen

Maak een zin met
"nerveus".

stout

 

wie doet wat niet mag

Het kind was erg stout en daarom kreeg het straf.

regelen

 

ervoor zorgen dat alles goed gaat

De agent regelt het verkeer.

laatst

 

korte tijd geleden

Laatst kwam ik een oude vriend tegen.

actief

 

waarbij iets gedaan wordt

Mijn buurman is in het weekend erg actief. Hij sport, klust en werkt in de tuin.

precies

 

zonder afwijking

Deze plank is precies 2 meter.

Het is precies 10 uur.

precies

regelen

laatst

actief

stout

Wie is hier NIET actief?

1. 
2. 
3. 
4. 

Maak een zin met
"laatst".