Keuze om toets door te nemen dan ga je vooraan zitten
Of je maakt huiswerk van paragraaf 2 hoofdstuk 2
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdstuk 2 Thuis in geldzaken
2.2 Betalen en bankieren
Slide 2 - Tekstslide
Doelen van de les
Je kunt het verschil benoemen tussen een betaalpas en creditcard
Je kunt het begrip debetsaldo uitleggen
Je kunt het begrip creditsaldo uitleggen
Je kunt een nieuw banksaldo berekenen
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Pinpas
Pinpas = Een pin- of betaalpas is een pas waarmee betalingen kunnen worden verricht met gebruik van een pincode (persoonlijk identificatienummer).
Kun je geld opnemen bij de betaalautomaat.
Slide 5 - Tekstslide
Creditcard
Betalen met de creditcard is een vorm van giraal betalen. De creditcardmaatschappij schiet het geld voor. Pas aan het eind van de maand worden de betalingen van je rekening afgeschreven.
Kun je ook geld mee opnemen.
Slide 6 - Tekstslide
Als er geld op je rekening staat,
noemen we dat
een positief saldo of een creditsaldo
Als je een tekort hebt,
noemen we dat
een negatief saldo of een debetsaldo.
Slide 7 - Tekstslide
Creditsaldo
positief saldo
geld op je rekening
hier krijg je creditrente over, wat positief is!
Debetsaldo
negatief saldo
geld tekort op je rekening
hier krijg je debetrente over, wat negatief is!
Slide 8 - Tekstslide
Bankrekening
Creditsaldo:
Bij een positief saldo, heb je geld te goed, je staat in de "plus".
Debetsaldo:
Als je meer uitgeeft dan tot je op je rekening hebt staan, ontstaat er een tekort. Zo een negatief saldo noem je ook wel 'rood staan'.
Slide 9 - Tekstslide
bankrekening
Saldo * Creditsaldo :(in de plus)
* Debetsaldo (in de min)
Roos heeft een creditsaldo van € 52. Ze krijgt € 80 kleedgeld binnen. Haar werkgever heeft haar maandloon overgemaakt a € 125. Ze heeft kleding geshopt voor € 72 en verschillende kleine transacties in de supermarkten waren samen € 22,50. Ze heeft tweedehands een piano gekocht voor € 300. Wat is haar nieuwe saldo?
Slide 10 - Tekstslide
Saldo
Saldo is het geld dat ik op mijn rekening heb staan.
€ 45,00 = creditsaldo/ in de plus (ik ontvang creditrente)
-€ 45,00 = debetsaldo/ in de min (ik betaal debetrente)
Slide 11 - Tekstslide
antwoord
52 + 80 + 125 - 72 - 22,50 - 300 = € 137,50 debet
Slide 12 - Tekstslide
Internetbankieren
opdrachten geven voor het overschrijven van geld
opgeven wanneer er betaald moet worden
op elk moment het saldo van je bankrekening bekijken
Slide 13 - Tekstslide
Huiswerk Hoofdstuk 2 paragraaf 2
rekentrainer paragraaf 2 ( debet /creditsaldo) blz. 73