Week 43 Leren voor het PTO

• Frans
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

STARTKLAAR

- ga rustig op je vaste plek zitten.

- doe je jas uit.

- pak je laptop en je boek.

- doe je tas op de grond.

- doe je telefoon in het ZAKKIE en leg het ZAKKIE op de hoek van de tafel.

- als de timer is afgelopen, stop je met praten en begint de les.

AVOIR ( = hebben)

AVOIR 

Vertaal: ik, jij, hij, zij

Vertaal: wij, jullie, zij (m/v)

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp

Grammaire 'Avoir' 

ik heb

jij hebt

hij/zij/men heeft / we hebben

wij hebben

u heeft, jullie hebben

zij hebben

COMBINEZ:

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp

Grammaire 'Avoir'  hebben

ik heb

jij hebt

hij/zij/men heeft 

wij hebben

jullie hebben/ u heeft

zij hebben

Est-ce que tu ........... problème?
Oui, j'........... un petit problème.

Nous ............ beaucoup de cousins.
Et vous? Vous .......... des cousins aussi?

Paul ............. une belle voiture.
Il ............... de la chance!

de lidwoorden

Wat betekenen le, la en l'?

Wanneer gebruik ik l'?

Goed of fout?
la mère (v)

1. goed
2. fout

goed of fout?
le frère (m)

1. goed
2. fout

goed of fout?
l'oncle (m)
L'école (v)

1. goed
2. fout

In het meervoud veranderen de lidwoorden le, la, l' in ???

Zet het in het meervoud:
le lapin / l'arbre / la famille / le portable

Vertaal:
een vriend / een vriendin

Slim stampen

Grandes Lignes online

Je kunt hier alles oefenen: vocabulaire, phrases clés en grammatica