Verkleinwoord + leestekens

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Pak je leesboek

en ga lezen.

spelling 

De inhoud

Lezen

Toets

Uitleg verkleinwoorden, leestekens en cijfers.

werken

Afsluiting

Toets

Woensdag 8 november

Spelling

Leerstof:

De reader

Gebruik filmpjes (Arnoud Kuijpers)

Meervouden

Verkleinwoorden

Apostrof (‘)

Trema (ë)

Leestekens(,.!?:‘ ‘)

Hoofdletters

Andere - anderen

Koppelteken (-)

Samenstelling (e - en, s- ss)

Werkwoordspelling

Rechts zie je de verkleinwoorden.

Kijk goed naar de lidwoorden. Wat zie je?

Doel: je weet wat een verkleinwoord is.

Dus de basisregel is: het woord eindigt op -je

De tweede regel is: het woord heeft het lidwoord 'het'.

Verkleinwoorden

Verkleinwoorden zijn de 'kleine' vorm van zelfstandige naamwoorden. 

In de Nederlandse taal worden erg vaak verkleinwoordjes gebruikt.

Bij verkleinwoorden gebruik je altijd het lidwoord HET

Meervoud

cafés

auto's

taxi's

baby's

displays

bureaus

koning

Verkleinwoorden

cafeetje

autootje

taxietje

baby'tje

displaytje

bureautje

koninkje 

Theorie leestekens

Leesteken gebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Cijfers schrijven

Je schrijft cijfers zoveel mogelijk als woorden:

Het is kwart voor twee.

Over elf dagen is het vakantie. 

Behalve….

Grote getallen en om duidelijkheid (data, percentages) te scheppen:

21 december 2023

Op school zitten 3025 leerlingen. 

Leestekens

Leestekens verbeteren de leesbaarheid van teksten.

Er zijn veel verschillende leestekens.

Komma ,

• Wanneer je twee zinnen samenvoegt, gebruik je een komma.
• Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
• Voor verbindingswoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl,  want: Ik heb honger, maar ik mag pas eten in de pauze.
• Bij een opsomming plaats je komma's.

Aanhalingstekens

 ‘Ik doe mee,’ zei Henk, ‘maar dan wil ik wel winnen."

 ‘Hier ben ik geboren’, zegt Peter. 

AANHALINGSTEKENS bij citaat

Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens.

Loïs antwoordde: 'Ik vond die film erg goed.'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'

Aan het werk

Wat: je maakt de opdrachten 24 tot en met 32

Hoe: stil, daarna samenwerkend

Hulpmiddel: je reader, de docent of je buren

Tijd: 25 minuten

Uitkomst: de antwoorden staan in je schrift. 

Klaar?: kijk je antwoorden na, werk verder, lezen of werk verder met een ander vak. 

Afsluiting

Wat is een verkleinwoord?

Hoe schrijf je een verkleinwoord?